ECLI:NL:RBMNE:2021:5536

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
16.194863.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, mishandeling en poging tot zware mishandeling door verdachte tegen zijn moeder

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juli 2021 zijn moeder heeft mishandeld en zijn vader heeft afgeperst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder, [slachtoffer 2], met kracht heeft geduwd en haar bril heeft afgenomen, wat leidde tot lichamelijk letsel. Daarnaast heeft hij zijn vader, [slachtoffer 1], gedwongen tot de afgifte van 500 euro door hem te bedreigen met geweld. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van twee verbalisanten door met zijn voertuig op hen in te rijden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Tevens is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [verbalisant 1], tot een bedrag van 350 euro, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.194863.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te P.I. Vught, PPC.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [verbalisant 1] , bijgestaan door mr. U.C.B. de Vaan, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 19 juli 2021 te [woonplaats] [slachtoffer 1] heeft afgeperst;
2.
op 19 juli 2021 te [woonplaats] zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld;
3.
op 19 juli 2021 te Harderwijk en/of Nunspeet heeft geprobeerd om aan [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de feiten 1 en 2, met dien verstande dat de referte voor het onder 2 ten laste gelegde alleen geldt voor het duwen van [slachtoffer 2] en niet voor het trekken/pakken van de bril. Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet met opzet heeft gehandeld, ook niet in voorwaardelijke zin, en dat daarom vrijspraak moet volgen. De onder 3 subsidiair ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht kan evenmin worden bewezen. Voor de bedreiging met zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] voor de feiten 1 en 2
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 19 juli 2021 samen met zijn vrouw en een vriendin, genaamd [getuige] , in zijn woning in [woonplaats] was toen zijn zoon [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) aan de voordeur stond. Hij hoorde verdachte op zeer dwingende toon zeggen: ‘geef mij geld, ik moet geld hebben’. Verdachte ging de woning in en [slachtoffer 1] hoorde hem op uitermate dwingende toon roepen: ‘geef mij geld of ik sla jullie in elkaar. Je gaat nu geld storten anders doe ik jullie wat aan’. Hij zag dat verdachte op zijn vrouw afliep, terwijl zij net uit haar stoel opstond. Hij zag dat verdachte haar een forse duw gaf waardoor zij tegen het raam kwam. Het gaf zo’n harde klap dat hij dacht dat ze erdoorheen zou vliegen. Toen zijn vrouw weer overeind stond, liep verdachte haar kant op en griste hij de bril van haar hoofd. Dit ging zo hard dat het wel leek of hij haar vol in het gezicht stompte. Hij zag direct een wondje boven de neus van zijn vrouw. Verdachte gooide de bril op de grond en zei: ‘zo deze heb je niet meer nodig want je hoeft de rest van je leven niets meer te zien.’ Verdachte kwam heel dreigend op hem aflopen en [slachtoffer 1] hoorde hem weer heel dwingend zeggen of bijna schreeuwen: ‘geef me nu geld of ik sla jullie kapot’. Dit maakte zoveel indruk op [slachtoffer 1] dat hij niet anders kon dan verdachte toezeggen dat hij geld ging overmaken. Hij heeft, terwijl verdachte naast hem stond, 500 euro op de rekening van verdachte overgemaakt. [2]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij verdachte hard tegen haar man hoorde schreeuwen: ‘geld, geld moet er betaald worden’. Verdachte gaf haar een harde duw tegen haar borst, zo hard dat zij naar achteren viel, op de grond en met haar rug/hoofd tegen de ruit en op een lamp die in de hoek stond. Verdachte bleef maar schreeuwen dat hij geld wilde. Hij pakte haar telefoon, gooide deze hard op de grond, en stampte er vervolgens hard op. Haar telefoon is daardoor kapot gegaan, het scherm is vernield. Verdachte kwam weer op haar af en pakte toen erg hard haar bril van haar gezicht. Hij gooide haar bril op de grond en zei: ‘jij hoeft ook nooit meer wat te zien’. Zij voelde dat verdachte haar bleef stompen en duwen. Haar man moest geld overmaken, verdachte was zo dwingend. Haar man moest een paar duizend euro overmaken, maar hij zei dat hij dat niet had. Daarop zei verdachte: ‘500 euro is niet genoeg, dat betekent dat ik weer kom’. Haar man heeft toen 500 euro overgemaakt naar de rekening van verdachte. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) een zeer harde duw gaf waardoor zij met kracht tegen het raam viel. Zij hoorde dat dit een zeer harde klap was. Zij hoorde dat verdachte riep: ‘ik ga hier niet eerder weg dan dat er geld naar mij is overgemaakt’. Verdachte riep op dwingende wijze dat er geld naar hem moest worden overgemaakt. [4]
De inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wordt slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsmiddelen voor feit 3
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij op 19 juli 2021 dienst had en opdracht kreeg om verdachte, die in een Renault Master reed, staande te houden omdat hij betrokken was geweest bij een mishandeling en afpersing. De Renault van verdachte stond stil bij een tankstation, de bestuurdersdeur stond open en een manspersoon stond bij de deur. [verbalisant 2] zag dat het opvallende politievoertuig van eenheid 36.20 van collega [verbalisant 1] achter de Renault stond. [verbalisant 1] liep richting de Renault. [verbalisant 2] zag dat de man weer instapte in de Renault en via de rechterzijde van het tankstation weg reed in de richting van de parkeerplaatsen. Hij zag dat de bestuurder van de Renault plotseling stopte. [verbalisant 2] stopte ook. De afstand tussen zijn dienstvoertuig en de Renault bedroeg enkele meters. Hij zag dat de achteruitrijlichten van de Renault aangingen en dat de Renault ineens vol achteruit reed. Het was voor hem duidelijk dat de bestuurder van de Renault hem bewust wilde rammen. Hij voelde dat hij vol werd geramd aan de voorzijde van zijn dienstvoertuig. [verbalisant 2] had sterk het gevoel dat de voorruit van zijn politievoertuig kapot zou kunnen gaan en hij glas in zijn ogen zou krijgen. Hij voelde dat de klap van de aanrijding erg hard was en dacht even dat hij hierdoor een whiplash zou kunnen oplopen. De bestuurder van de Renault reed weer vooruit. [verbalisant 2] zag dat collega [verbalisant 1] dit probeerde te beletten door zijn dienstvoertuig voor de Renault te rijden. Hij zag dat de Renault niet stopte en vol het dienstvoertuig van de 36.20 raakte aan de rechterzijde. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] , die in dienst was als operationeel commandant van het werkgebied Veluwe-West, heeft geverbaliseerd dat bij het tankstation A28 Willemsbos – dat is in Nunspeet [6] – de bestuurder van de witte Renault Master met het opschrift van [naam] , kort wilde uitstappen maar ook weer in stapte en verder wilde rijden. Hij zag dat zijn collega [verbalisant 2] met zijn dienstvoertuig achter de [naam] -bus van verdachte stond. Hij zag een wit achteruitrijlicht van de witte [naam] -bus branden. De bestuurder reed naar achteren en ramde het dienstvoertuig van zijn collega [verbalisant 2] . Direct daarna of nog in dat moment reed [verbalisant 1] links voorbij collega [verbalisant 2] en de [naam] -bus en stuurde hij zijn dienstvoertuig rechts in om te voorkomen dat de man verder zou kunnen rijden. Hij zag, voelde en hoorde dat de witte [naam] -bus met flink gas willens en wetens op hem inreed. Zijn dienstvoertuig werd met flinke kracht rechts in de flank geraakt door de witte [naam] -bus. Hij zag en hoorde dat de rechter zijruit aan de bijrijderskant kapot knalde en dat de stukken glas zijn auto invlogen. Het was een flinke doffe, harde klap. Hij had het gevoel dat zijn auto werd opgeschoven en had de ervaring van een schokgolf door zijn lichaam. De man zag toch kans om hem voorbij te rijden. [verbalisant 1] reed nog door, achter de witte [naam] -bus aan, maar zijn voertuig had dusdanige schade opgelopen ten gevolge van de aanrijding dat hij niet verder kon rijden. [7]
Bewijsoverweging voor feit 3
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte volop gas heeft gegeven en het dienstvoertuig van [verbalisant 2] vol tegen de voorkant heeft geraakt en daarna het voertuig van [verbalisant 1] hard tegen de rechterzijkant heeft geramd. Bij het voertuig van [verbalisant 1] knalde het raam kapot en dit voertuig had ook zoveel schade dat [verbalisant 1] er niet verder mee kon rijden. Onder deze omstandigheden was er naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de bestuurders/inzittenden van de betreffende voertuigen en heeft verdachte met zijn handelwijze deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Verdachte heeft met opzet, in voorwaardelijke zin, gehandeld. Het onder 3 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 19 juli 2021 te [woonplaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten 500 euro, dat aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door
-naar het huis van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te gaan,
-de telefoon van die [slachtoffer 2] kapot te gooien en
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen:
"geef mij geld, ik moet geld hebben",
"geef mij geld of ik sla jullie in elkaar. Je gaat nu geld storten anders doe ik jullie wat
aan",
"geef me nu geld of ik sla jullie kapot",
"Geld, geld moet er betaald worden" en/of
"Jij hoeft ook nooit meer wat te zien",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
op 19 juli 2021 te [woonplaats] , zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] met kracht te duwen waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en
- met kracht de bril van het hoofd van die [slachtoffer 2] te pakken;
3 primair
op tijdstippen op 19 juli 2021 te Nunspeet, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan ambtenaren, te weten:
- [verbalisant 2] , verbalisant, en
- [verbalisant 1] , verbalisant, operationeel commandant van het werkgebied Veluwe-West,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een door verdachte bestuurd busje richting de voertuigen van die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] is gereden en
- tegen die voertuigen van die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] is gereden, waardoor er botsingen ontstonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
afpersing;
Feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
Feit 3 primair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de ouders van verdachte en locatieverbod voor hun woonadres. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en geen voorwaardelijk deel op te leggen. Ook heeft zij aangevoerd dat een contactverbod met de ouders van verdachte niet passend is. Wat betreft de ontzegging van de rijbevoegdheid dient de richtlijn van het Openbaar Ministerie te worden gevolgd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van zijn vader en mishandeling van zijn moeder. Toen hij in verband hiermee staande moest worden gehouden, is hij met zijn voertuig tegen twee dienstvoertuigen van de politie gereden. Daarmee heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling jegens de verbalisanten die deze voertuigen bestuurden. Verdachte heeft niet alleen laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen, maar hij heeft zijn ouders veel angst aangejaagd en verdriet aangedaan en ook de verbalisanten hebben zich angstig gevoeld.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 september 2021 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 14 oktober 2021. Omdat verdachte grotendeels ontkent, kan de reclassering geen verband leggen tussen de risicofactoren en de tenlastelegging. Verdachte had een onstabiele maatschappelijke situatie omdat hij een zwervend bestaan leidde. De reclassering vermoedt dat de psychische gesteldheid, zoals zijn waansysteem en persoonlijkheidsproblematiek daaraan bijgedragen hebben. Er kan door de reclassering geen verband worden gelegd tussen eventuele psychische problematiek en het delictgedrag, omdat een gedragskundige dit moet vaststellen. Een reclasseringstoezicht is in overweging genomen met daarbij onder andere begeleid wonen en behandeling. Vanwege het ontbreken van een gedragsdeskundige indicatiestelling kan de reclassering geen klinische behandeling adviseren, ondanks dat dit mogelijk wel passend is voor betrokkene. De haalbaarheid voor het inzetten van geïndiceerde interventies is laag, omdat er een gebrek is aan motivatie en ziektebesef. Er kan daarom geen eenduidig advies geformuleerd worden.
De straf
De rechtbank concludeert dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek hetgeen ook een duidelijke rol heeft gespeeld in het bewezenverklaarde. Zij weegt dit in strafverminderende zin mee in de strafoplegging. Het is duidelijk dat verdachte voor deze psychische problematiek behandeling nodig heeft. Verdachte heeft aangegeven wel open te staan voor hulp bij praktische zaken, maar niet voor andere vormen van hulp of behandeling. Uit het reclasseringsrapport volgt echter dat stevige voorwaarden noodzakelijk worden geacht, waaronder een klinische opname. Bij deze stand van zaken, waarbij verdachte niet meewerkt aan de benodigde diagnostiek en enkel onder zijn eigen voorwaarden wil meewerken, ziet de rechtbank geen heil in het stellen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Gelet op de ernst van de feiten en het risico op herhaling, betekent dit dat enkel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf resteert. Voor wat betreft de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles afwegende is een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarnaast zal verdachte – in verband met het onder 3 primair bewezen verklaarde – worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 550,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij in verband met de door haar bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair dient niet-ontvankelijkverklaring te volgen gelet op het ontbreken van letsel dan wel een rapportage waaruit volgt dat sprake is van immateriële schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met zeven dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 57, 300, 302, 304 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 179a van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 jaren;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 350,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 350,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. V.C. Kool en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2021.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 juli 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 500
euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] , en/of een derde toebehoorde(n),door
-naar het huis van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te gaan,
-de telefoon van die [slachtoffer 2] kapot te gooien, althans te vernielen en/of
-die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen:
"geef mij geld, ik moet geld hebben",
"geef mij geld of ik sla jullie in elkaar. Je gaat nu geld storten anders doe ik jullie wat
aan",
"geef me nu geld of ik sla jullie kapot",
"Geld, geld moet er betaald worden" en/of
"Jij hoeft ook nooit met wat te zien",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 19 juli 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland, zijn moeder, [slachtoffer 2]
, heeft mishandeld door:
-die [slachtoffer 2] (met kracht) te duwen (waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam) en/of
-(met kracht) de bril van het hoofd van die [slachtoffer 2] te trekken/pakken;
3
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 juli 2021 te Harderwijk en/of
Nunspeet, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan één of meer ambtenaren, te weten:
- [verbalisant 2] (verbalisant, centralist van het Operationeel
Centrum van politie te Apeldoorn) en/of
- [verbalisant 1] (verbalisant, operationeel commandant van het werkgebied
Veluwe-West),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
-één of meermaals met een, door verdachte bestuurde, auto/busje richting de
auto's/voertuigen van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] is gereden en/of
-tegen die auto's/voertuigen van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] is gereden, waardoor er
één of meermaals botsingen ontstonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 juli 2021 te Harderwijk en/of
Nunspeet, althans in Nederland, (telkens)
- [verbalisant 2] (verbalisant, centralist van het Operationeel Centrum van politie
te Apeldoorn) en/of
- [verbalisant 1] (verbalisant, operationeel commandant van het werkgebied
Veluwe-West),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door:
-één of meermaals met een, door verdachte bestuurde, auto/busje richting de
auto's/voertuigen van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] te rijden en/of
-tegen die auto's/voertuigen van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] te rijden, waardoor er
één of meermaals botsingen ontstonden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 juli 2021, genummerd 2021231926, 2021232191, 2021233311, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 7, 100 t/m 113, 200 t/m 232 en 500 t/m 521. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 100-101.
3.Pagina 103-104.
4.Pagina 110.
5.Pagina 200-201.
6.Pagina 208.
7.Pagina 215-216