15.3.Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat psychiater [A] in zijn rapportage heeft geschreven dat er sprake is van een aggraverende klachtenpresentatie en dat eiser bij een symptoomvaliditeitstest ruim boven het afkappunt scoort. De psychiater heeft geconstateerd dat er sprake is van een aanpassingsstoornis naast een passieve coping en zag geen aanleiding voor het stellen van beperkingen ten aanzien van vasthouden en verdelen van de aandacht, herinneren, inzicht in eigen kunnen, doelmatig handelen, zelfstandig handelen, handelingstempo, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten, samenwerken en vervoer. De primaire verzekeringsarts heeft echter ruimschoots beperkingen aangenomen door beperkingen aan te nemen waar psychiater [A] geen aanleiding voor zag. Hiermee is de primaire verzekeringsarts tegemoet gekomen aan de eerder gestelde diagnoses van een depressieve stoornis en vermijdende persoonlijkheid. De beschikbare (medische) informatie waaronder de expertise van Psyon van 26 juli 2019 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om de eerder vastgestelde belastbaarheid en FML te veranderen. Er bestaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding de conclusies uit de expertise buiten beschouwing te laten.
16. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling ten aanzien van de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen in deze twee rubrieken passend zijn voor eiser. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij op de datum in geding verdergaand beperkt moet worden geacht als gevolg van zijn psychische klachten. Daarbij merkt de rechtbank op dat voor het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid niet de diagnose bepalend is, maar de beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek op de beoordelingsdatum. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend zijn.
17. Voor zover eiser stelt dat er beperkingen in verband met zijn fysieke klachten moeten worden aangenomen, kan de rechtbank de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 16 oktober 2020 volgen dat er geen medische argumenten zijn om de primair vastgestelde fysieke belastbaarheid te wijzigen. Dat de klachten aan zijn kniegewrichten in geen enkel beoordelingscriterium van de FML zijn meegewogen, is passend omdat er geen pathologie aan de knieën is vastgesteld, eiser voor deze klachten geen medische hulp heeft gezocht en hiervoor ook geen medicatie gebruikt. Het ervaren van klachten staat niet gelijk aan het hebben van medische beperkingen.
18. Op grond van de ‘Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid’ zijn er drie indicaties om een urenbeperking aan te nemen: verminderde beschikbaarheid, energetische redenen en/of preventieve redenen.
19. Eiser stelt dat hij op de datum in geding (6 juli 2020) verminderd beschikbaar was voor arbeid omdat hij op 22 juni 2020 is begonnen met een behandeling bij ‘ [instelling] (hierna: [instelling] ). De behandeling vindt gedurende drie middagen per week plaats. Daarom had de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verdergaande urenbeperking in de FML moeten opnemen. Eiser heeft in beroep een overzicht van het behandelplan van [instelling] van 16 juni 2020 ingebracht.
20. Niet wordt betwist dat eiser op 22 juni 2020, kort voor de datum in geding: 6 juli 2020, is begonnen met een behandeling bij [instelling] .
21. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 16 oktober 2020 gerapporteerd dat de primaire verzekeringsarts rekening heeft gehouden met het belang van een intact bioritme door beperkingen te stellen ten aanzien van het werken in de nacht en late avond. Verder is er rekening gehouden met een licht verminderde energie door aan te geven dat eiser niet meer dan ongeveer 6 uur per dag en ongeveer 30 uur per week arbeid kan verrichten. Dit is een ruime urenrestrictie in het licht van de uitgebrachte psychiatrische expertise. De urenrestrictie zal er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor zorgen dat er voldoende recuperatietijd gewaarborgd zal zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat er geen aanleiding om de eerder aangenomen urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week te veranderen. In het kader van de beoordeling of sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat eiser geen tijdsintensieve behandeling ondergaat. Verweerder heeft zich op de zitting bij de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 16 oktober 2020 aangesloten
22. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek. Eiser is op
22 juni 2020 gestart met een behandeling bij [instelling] . Uit het overzicht van het behandelplan van [instelling] van 16 juni 2020 dat eiser heeft ingediend, blijk dat eiser 15 uur per week bezig is met deze behandeling. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd of de behandeling van eiser bij [instelling] aanleiding geeft tot het aannemen van een verdergaande urenbeperking in verband met de verminderde beschikbaarheid van eiser.
BIG-geregistreerde arts / AWBZ-erkende instelling
23. De primaire arbeidsdeskundige heeft op 16 juni 2020 in een e-mail aan eiser geschreven dat de primaire verzekeringsarts bij haar eerdere oordeel over de belastbaarheid blijft, omdat de behandeling niet bij een AWBZ (bedoeld is:WLZ)-erkende instelling plaatsvindt en het daarmee geen reguliere behandeling is. Dit terwijl verweerder op de zitting heeft toegelicht dat het voor de beoordeling van een urenbeperking niet uitmaakt of al dan niet sprake is van een behandeling bij een BIG-geregistreerde arts / in een WLZ-erkende instelling. De rechtbank is van oordeel dat deze tegenstrijdigheid ook een motiveringsgebrek oplevert.
24. Zoals hiervoor is overwogen onder 22. en 23. is het bestreden besluit in strijd met 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet verweerder nader motiveren of de behandeling van eiser bij [instelling] aanleiding geeft tot het aannemen van een verdergaande urenbeperking in verband met verminderde beschikbaarheid én of het verschil maakt dat deze behandeling niet bij een BIG-geregistreerde arts / in een WLZ-erkende instelling plaatsvindt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
25. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
26. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.