ECLI:NL:RBMNE:2021:5580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/3967 em UTR 21/3976
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer na ernstige snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een rijschoolhouder, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van het CBR om hem te verplichten deel te nemen aan een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) vanwege een ernstige snelheidsovertreding. Eiser had op 28 mei 2021 binnen de bebouwde kom met een motor een snelheid van 117 kilometer per uur gereden, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Het CBR had het bezwaar van eiser tegen deze verplichting ongegrond verklaard, waarna eiser de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening vroeg.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het CBR terecht de EMG heeft opgelegd, aangezien de wet voorschrijft dat bij een snelheidsovertreding van 50 kilometer per uur of meer binnen de bebouwde kom een EMG moet worden opgelegd. Eiser voerde aan dat de verkeerssituatie onduidelijk was en dat hij de EMG niet nodig had, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om aan de verplichting te twijfelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de EMG terecht was opgelegd en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser had ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat hij dit niet tijdig had onderbouwd.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regelgeving omtrent snelheidsovertredingen en de gevolgen daarvan voor de rijvaardigheid van bestuurders. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die aanleiding gaven om van de regelgeving af te wijken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/3967 en UTR 21/3976
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Procesverloop

In het besluit van 25 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder eiser verplicht om medewerking te verlenen aan een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG).
In het besluit van 16 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Vrijstelling griffierecht
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Tijdens de zitting is eiser in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek binnen een week te onderbouwen. Omdat eiser dat niet heeft gedaan, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vrijstelling af.
Inleiding en aanleiding opleggen EMG
3. Op 28 mei 2021 is door de Politie Eenheid Amsterdam, District Amsterdam, vastgesteld dat eiser binnen de bebouwde kom als bestuurder van een motor met een gecorrigeerde snelheid van 117 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. De politie heeft dit doorgegeven aan verweerder.
4. Dit was voor verweerder aanleiding om eiser te verplichten mee te werken aan een EMG. Verweerder is verplicht om te besluiten dat iemand medewerking moet verlenen aan een EMG als is geconstateerd dat een bestuurder van een motorrijtuig de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer overschrijdt op wegen binnen de bebouwde kom. [1] Een EMG is een cursus over verantwoord rijgedrag. In het primaire besluit staat dat eiser de kosten daarvoor zelf moet betalen. Als hij dat niet op tijd doet, wordt zijn rijbewijs ongeldig verklaard.
5. Omdat het bezwaar van eiser door verweerder ongegrond is verklaard, blijft het besluit waarbij verweerder eiser heeft verplicht om medewerking te verlenen aan een EMG in stand. Eiser is het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Gronden
6. Eiser voert aan dat het niet duidelijk is dat op de plek waar de snelheidsovertreding is geconstateerd een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt. De weg heeft het uiterlijk van een weg waar 80 kilometer per uur gereden mag worden en er is geen bord of vermelding op het wegdek zichtbaar waarop een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur staat, althans er hing een vlag op het bord. Verder was de meetafstand te groot en de politieagent heeft geen cautie gegeven, terwijl hij dat wel heeft aangekruist. De politieagent heeft tijdens de staandehouding gezegd dat iedereen daar te snel rijdt. Eiser heeft de indruk dat de onduidelijke verkeerssituatie ter plaatse bewust in stand wordt gelaten om bekeuringen te kunnen geven. De politie laat op de bewuste plek ook snelheden tot 80 kilometer per uur toe, het is dan onlogisch om ineens niet coulant te zijn bij een hogere snelheid. Soms is het noodzakelijk om met het verkeer mee te rijden en het kan zijn dat dan een wat hogere snelheid nodig is. De foto’s die verweerder heeft overgelegd zien niet op de locatie waar eiser is geweest. Eiser verwijst naar de foto’s die hij zelf heeft overgelegd.
7. Eiser voert verder aan dat hij de EMG niet nodig heeft omdat hij heeft geen bewust gedrag heeft vertoond. Hij houdt zich altijd aan de snelheid, als die kenbaar is gemaakt. Eiser kan zich niet voorstellen dat de wetgever heeft bedoeld om iemand die per ongeluk de snelheid overschrijdt een EMG op te leggen.
8. Verder heeft is eiser niet in staat de kosten te betalen, omdat de overheid hem in de afgelopen periode vanwege corona maandenlang heeft gedwongen zijn beroep (rijschoolhouder) stil te leggen.
9. Eiser stelt tot slot dat hij schade heeft geleden, bestaand uit griffiekosten, € 450,- voor vijf werkdagen juridische voorbereiding en reis/verletkosten, € 1.000,- voor het onmogelijk maken van klantenwerving, € 5.000,- voor het onmogelijk maken van de beroepsuitoefening, € 490,- nevenschade, door niet meer toekomen aan afwikkeling van andere (betalings)kwesties, verspilde wegenbelasting, € 500,- of het maximum terzake immateriële gezondheidsschade.
Verweerschrift
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een politieagent als ervaringsdeskundige voldoende in staat is om te observeren en te registreren en er geen belang bij heeft om onjuistheden in zijn verklaring op te nemen. Verweerder is bereid om navraag te doen bij de politieagent over de geldende maximumsnelheid maar verzoeker heeft hier nadrukkelijk geen toestemming voor gegeven. Het is niet aannemelijk dat het bord met de maximumsnelheid door bedekking met een vlag niet zichtbaar was. Niet gebleken is dat de foto van een persoon die een vlag vasthoudt bij een bord op het bewuste moment is gemaakt. De politieagent maakt daarvan geen melding. Uit het geluidsfragment blijkt ook niet dat verzoeker zich verzet tegen het feit dat hij op de plek van de meting 50 kilometer per uur mocht rijden.
11. Verder worden er in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (de Regeling) geen eisen gesteld aan de omgeving van de weg, zodat de stelling van eiser dat er een verkeersbeeld van 80 kilometer per uur werd getoond niet kan leiden tot een ander oordeel. Verweerder is niet bevoegd om bij bijzondere omstandigheden af te wijken van de verplichting tot het opleggen van een EMG wanneer een overschrijding is geconstateerd van de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer op wegen binnen de bebouwde kom.
12. Volgens de toelichting bij de Wijziging Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid is ervoor gekozen alleen hele zware snelheidsovertredingen op wegen binnen de bebouwde kom op te nemen als reden voor het opleggen van een EMG omdat het zeer zware snelheidsovertredingen betreft waarvan kan worden gesteld dat hierdoor de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht en die op zichzelf al getuigen van een zodanig verkeerde mentaliteit van de betrokken bestuurder dat alleen al om die reden het vermoeden van het ontbreken van de vereiste rijvaardigheid, meer in het bijzonder het rijgedrag, gerechtvaardigd is.
Oordeel voorzieningenrechter
13. Allereerst stelt de voorzieningenrechter vast dat de voorlopige voorziening en het beroep zich richten tegen de EMG die verweerder heeft opgelegd. Het besluit van 2 september 2021, waarin verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard omdat eiser niet tijdig de kosten voor de EMG had voldaan, wordt in deze uitspraak dus niet beoordeeld, zoals ter zitting met partijen ook is besproken.
14. Artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling schrijft voor dat bij een snelheidsovertreding van 50 kilometer per uur of meer binnen de bebouwde kom een EMG moet worden opgelegd. Verweerder heeft daarvoor geen ruimte voor een belangenafweging. De voorzieningenrechter moet beoordelen of deze situatie zich hier voordeed.
15. Verweerder mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt ook voor de rechter, tenzij op basis van tegenbewijs van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. [2] Het proces-verbaal van 28 mei 2021 is op ambtsbelofte opgemaakt. Uit het proces-verbaal volgt dat eiser op 28 mei 2021 als bestuurder van een motorfiets op de Koningin Maximalaan te Uithoorn, binnen de bebouwde kom, met een gecorrigeerde snelheid van 117 kilometer per uur reed waar een snelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan.
16. De voorzieningenrechter begrijpt dat eiser de absolute overtuiging heeft dat het niet klopt wat hier is gedaan. Hij heeft aangevoerd dat de verbalisant niet de waarheid spreekt en in het proces-verbaal bijvoorbeeld ten onrechte heeft aangekruist dat hij de cautie aan eiser heeft gegeven. Eiser twijfelt aan de betrouwbaarheid van de politieagent en stelt dat het proces-verbaal dat deze politieagent heeft opgemaakt daarom niet gebruikt mag worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de twijfels die eiser naar voren brengt geen concrete aanknopingspunten die kunnen dienen als tegenbewijs. Daarom mag van de juistheid van het proces-verbaal worden uitgegaan. Nu in het proces-verbaal is geconstateerd dat eiser de maximumsnelheid met 50 kilometer of meer binnen de bebouwde kom heeft overschreden was verweerder op grond van artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling gehouden om een EMG op te leggen.
17. Het niet geven van de cautie, nog los van de vraag of die in dit geval wel of niet is gegeven, kan overigens niet tot het oordeel leiden dat de grondslag voor het opleggen van de EMG is komen te vervallen. De bestuursrechtelijke procedure die tot het opleggen van de EMG heeft geleid staat los van de strafrechtelijke procedure. Bovendien is besloten tot het opleggen van een EMG op basis van de snelheidsmeting, niet op basis van de verklaringen van eiser tegenover de politieagent.
18. Eiser heeft tijdens de zitting op meerdere manieren geprobeerd duidelijk te maken dat hij de intentie heeft om zich aan de regels te houden en dat hij er van overtuigd was dat 80 kilometer per uur was toegestaan. Daarbij heeft eiser toegelicht dat hij nooit vanwege soortgelijke feiten staande is gehouden. De voorzieningenrechter begrijpt dat het niet de intentie van verzoeker is geweest om zo een forse snelheidsovertreding te begaan. Dat is echter niet relevant voor de beoordeling van de zaak. Wat eiser hierover aanvoert is dus geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal.
19. In zeer uitzonderlijke gevallen kan een rechter oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen onevenredig uitwerken. [3] Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een zeer uitzonderlijk geval waarin de Regeling buiten toepassing moet blijven. Dat stelling van eiser dat hij de kosten niet kan betalen is niet onderbouwd. Dat eiser zijn beroep nu niet kan uitoefenen komt verder niet door de oplegging van de EMG, maar door de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat is een gevolg van het niet tijdig betalen van de kosten voor de EMG door eiser.
Conclusie
20. Verweerder heeft de EMG terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om schadevergoeding af. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 november 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
2.Dat volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2204
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 1 september 2021 ECLI:NL:RVS:2021:1877.