ECLI:NL:RBMNE:2021:5988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
UTR 20_2881
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over zijn WIA-uitkering. Eiser, die sinds 2013 ziek is, heeft in 2019 een operatie ondergaan en is sindsdien gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Het UWV heeft in een besluit van 25 maart 2020 vastgesteld dat eiser 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, maar later, na bezwaar, is dit percentage verlaagd naar 66,02% per 13 maart 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij meent volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn en recht te hebben op een IVA-uitkering.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op zittingen in april en september 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV op zorgvuldige wijze tot zijn besluit is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de medische informatie die door eiser is ingebracht, niet voldoende is om aan te tonen dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiser adequaat heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is om de vastgestelde arbeidsongeschiktheid te verhogen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering niet te verhogen, standhoudt. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2021 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de hoogte van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) niet wijzigt, omdat hij op 28 november 2019 onveranderd 80 tot 100% arbeidsongeschikt blijft. Vanaf 13 maart 2020 is eiser 63,94% arbeidsongeschikt.
In het besluit van 12 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit in zoverre gegrond verklaard dat eiser per 13 maart 2020 66,02% arbeidsongeschikt is. De hoogte van de WIA-uitkering wijzigt niet.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2021 met behulp van een Skype-verbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 9 april 2021 geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen op het verweerschrift met aanvullende rapportages te reageren. Eiser heeft op 3 mei 2021, 5 juli 2021, 27 augustus 2021 en 30 augustus 2021 schriftelijke reacties ingediend. Verweerder heeft rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
17 juni 2021, 21 juli 2021 en 12 september 2021 ingebracht.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 13 september 2021 met behulp van een Skype-verbinding hervat. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 13 september 2021 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser heeft als laatst gewerkt als medewerker buitendienst. Hij heeft zich op
18 december 2013 ziek gemeld. In het kader van een eerstejaars ziektewet-beoordeling (EZWB) heeft de verzekeringsarts op 24 februari 2015 een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. Na arbeidsdeskundig onderzoek werd de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) voortgezet. Eiser ontvangt per 16 december 2015 een loongerelateerde
WGA-uitkering.
1.2.
Verweerder heeft eiser op 28 november 2019 volledig arbeidsongeschikt geacht vanwege een operatie aan een nekhernia.
1.3.
Op 18 januari 2020 heeft eiser bij verweerder een melding van toegenomen klachten gedaan. Op 13 maart 2020 heeft de primaire verzekeringsarts een FML opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige heeft eiser op grond hiervan 63,94% arbeidsongeschikt geacht. Het primaire besluit is hierop gebaseerd. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 mei 2020 geconcludeerd dat er medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel en heeft aanvullende beperkingen in de FML opgenomen. Naar aanleiding hiervan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiser 66,02% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
1.5.
Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op 7 december 2020 aangepast. Voor de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dit geen aanleiding gegeven om de mate van arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Dit blijft 66,02%.
1.6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportages van 17 juni 2021,
21 juli 2021 en 12 september 2021 geconcludeerd dat de medische informatie die eiser in beroep heeft ingebracht, geen aanleiding geeft om een ander standpunt in te nemen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat per
28 november 2019 en per 13 maart 2020 bij eiser geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschikt. Eiser wordt per 13 maart 2020 66,02% arbeidsongeschikt geacht. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische beoordeling
Gronden
4. Eiser voert aan dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA). Zijn vermoeidheid, beperkte mobiliteit en trage handelingstempo bij dagelijkse activiteiten zullen niet verbeteren en zijn duurzaam. In het geval de rechtbank oordeelt dat eiser niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, voert eiser aan dat zijn beperkingen zijn onderschat.
Volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 7 december 2020 gerapporteerd dat het standpunt van eiser dat hij niet belastbaar is niet kan worden gevolgd. Volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden kan alleen worden aangenomen als één van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) aan de orde is. Deze criteria zijn:
  • opname in een ziekenhuis of instelling als bedoeld in het Schattingsbesluit;
  • bedlegerigheid als gevolg van ziekte;
  • door ziekte afhankelijk zijn van derden bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse verrichtingen;
  • door ziekte niet of dermate minimaal functioneren dat een betrokkene psychisch niet zelfredzaam is. Hierbij moet sprake zijn van een ernstige psychische stoornis waardoor betrokkene op de volgende drie niveaus aantoonbaar disfunctioneert: zelfverzorging in het dagelijks leven, het directe samenlevingsverband en de sociale contacten buiten het gezin waaronder werkrelaties.
Bij eiser was op de datum in geding geen van deze situaties aan de orde. Met name is, in tegenstelling tot eerdere herbeoordelingen, geen sprake van een opname in een ziekenhuis.
6. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat eiser per 13 maart 2020 niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarmee komt eiser niet in aanmerking voor een IVA-uitkering.
Beperkingen in de FML
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 7 december 2020 geconcludeerd dat de medische informatie aanleiding geeft om de FML te wijzigen. Er wordt een aanvullende beperking aangenomen ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico en de beperking in duwen/trekken wordt verscherpt naar “sterk beperkt”. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hier op 7 december 2020 het volgende over gerapporteerd.
Handelingstempo
8.1.
Er is geen reden om een beperking aan te nemen ten aanzien van handelingstempo. Deze beperking kan worden gesteld als er sprake is van een permanente en aanzienlijke vertraging van het algehele handelen. Er wordt niet bedoeld een vertraging in een specifieke handeling, zoals langzamer lopen bij een stoornis aan de benen. Het vertraagde handelen moet betrekking hebben op het tempo bij een veelvoud van handelingen. Bij eiser is dit niet geobjectiveerd. De primaire verzekeringsarts heeft weliswaar aangegeven dat het onderzoek moeizaam ging door beperkte mobiliteit waardoor uitloop, maar zij heeft geen algeheel vertraagd handelingstempo geobjectiveerd. Uit de in beroep verkregen informatie is evenmin gebleken dat eiser bij een veelvoud van zijn handelingen een aanzienlijk vertraagd tempo heeft. Het is aannemelijk dat eiser als gevolg van de problematiek aan zijn heupen langzamer loopt. Hierdoor zal eiser worden gevolgd door het aannemen van aanvullende beperkingen ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico.
8.2.
Op 17 juni 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gerapporteerd dat deze beperking conform de Basisinformatie CBBS alleen voorkomt bij ernstige stoornissen. Deze beperking kan worden aangenomen bij fysieke aandoeningen zoals een uitgebreide reumatoïde artritis, vergevorderde Parkinson of uitgebreide neurocognitieve stoornissen (dementie). Eiser heeft weliswaar een fysieke aandoening, maar deze leidt niet tot een algehele aanmerkelijk vertraagd handelingstempo. De primaire verzekeringsarts heeft weliswaar een beperkte mobiliteit geobjectiveerd, maar geen beperkingen in het fysieke tempo van de bovenste extremiteiten of in het cognitief functioneren. Nu een algeheel aanmerkelijk vertraagd tempo niet is geobjectiveerd, is deze beperking niet aan de orde.
8.3.
Op 12 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat de brief van de neuroloog van 14 juli 2021 geen aanleiding geeft om meer beperkingen aan te nemen ten aanzien van een vertraagd handelingstempo. Dat er sprake is van afgenomen kracht in de nek en schouders (proximaal) is geobjectiveerd door de primaire verzekeringsarts bij het lichamelijk onderzoek in maart 2020. De primaire verzekeringsarts beschrijft dat de krachtfuncties in de nek licht verminderd zijn. Zij beschrijft dat eiser de armen niet verder kan heffen dan 60 graden. De primaire verzekeringsarts objectiveert geen andere evidente afwijkingen aan de schouders, armen en handen.
Eiser heeft in bezwaar een brief van de fysiotherapeut van 10 april 2020 ingebracht. Hierin beschrijft de fysiotherapeut dat sprake is van afname van spiermassa in de nek, afname van kracht in de nek, lichte beperkingen in het draaien van de nek en beperkte kracht en coördinatie in de schouders/romp. Aansluitend bij de bevindingen en de voorbeelden die de fysiotherapeut heeft gegeven zijn in bezwaar aanvullende beperkingen aangenomen ten aanzien van (frequent) reiken, tillen/dragen en frequent lichte lasten hanteren. De brief van de neuroloog geeft in die zin geen nieuwe informatie. Met de afgenomen spiermassa en kracht is immers al rekening gehouden door de aanvullend aangenomen beperkingen. Uit de brief van de neuroloog blijkt niet dat er sprake is van een aanmerkelijk vertraagd handelingstempo waardoor op dit punt een beperking moet worden aangenomen.
De orthopeed schrijft in een brief van 27 augustus 2021 dat eiser op 14 oktober 2020 een nieuwe operatie aan de kunstheup links heeft ondergaan. Omdat de datum in geding in maart 2020 ligt, valt deze operatie buiten de beoordeling in deze beroepsprocedure. Verder heeft de orthopeed geen nieuwe medische feiten beschreven.
Bij eiser zijn als gevolg van de beperkte heupfunctie verschillende beperkingen aangenomen in de FML. Hiermee is onderkend dat eiser zijn heupen niet volledig kan belasten en niet functioneert op het niveau van “normaal functioneren” van de FML.
Persoonlijk risico
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 7 december 2020 gerapporteerd dat eiser kan worden gevolgd in zijn standpunt dat er aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van aspecten met een verhoogd persoonlijk risico, zoals hoogtes. Uit de informatie van de fysiotherapeut blijkt immers dat er sprake is van evenwichtsstoornissen waardoor werken op hoogtes niet wenselijk is.
Stof, rook, gassen en dampen
10.1.
Er is geen reden om beperkingen aan te nemen ten aanzien van vatbaarheid voor infecties of rook, stof, gassen en dampen. Eiser is in het verleden behandeld voor leukemie. Het is aannemelijk dat hij in die periode een gestoorde afweer had als gevolg van de behandelingen. Er zijn thans echter geen aanwijzingen voor een verminderde afweer. Eiser gebruikt ook geen medicatie die een verstoord immuunrespons tot gevolg heeft, zoals corticosteroïden. Eiser heeft preventief antibiotica in huis. Echter is niet komen vast te staan dat hij dit middel frequent moet gebruiken dan wel frequent infecties oploopt. Een beperking ten aanzien van stof, rook, gassen en dampen wordt niet aangenomen, omdat er geen objectiveerbare stoornis van de longen is die een dergelijke beperking noodzakelijk maakt.
10.2.
Op 17 juni 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gerapporteerd dat het doel van de beperking is om mensen met een verlaagde weerstand te beschermen tegen een arbeidsomgeving die gepaard gaat met een verhoogde kans op infecties. Het gebruik door eiser van een onderhoudsdosering antibiotica is gericht op onderdrukking van de infectie in de prothese zodat deze zich niet verder in het lichaam verspreidt. Het gebruik van antibiotica zorgt er echter niet voor dat eiser vatbaarder is voor infecties in de fysieke arbeidsomgeving. Uit de in beroep verkregen informatie blijkt ook niet dat eiser frequent behandeld moet worden voor infecties die hij van buitenaf heeft opgelopen.
Buigen en frequent buigen
11.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 7 december 2020 verder gerapporteerd dat uit het dossier niet is gebleken dat eiser maximaal 40 graden kan buigen. Eiser ondersteunt zijn standpunt ook niet met medische informatie waaruit blijkt dat dit de maximale buigingshoek is voor eiser. Daarom wordt hij niet in dit standpunt gevolgd.
11.2.
Eiser wordt medisch in staat geacht om 300 keer per uur te buigen als hij ongeveer 45 graden naar voren moet buigen. Voor een buigingshoek van ongeveer 60 graden geldt dat hij dit minder vaak kan, namelijk 150 keer per uur. Als hij 90 graden moet buigen, dan is dit maar 15 keer per uur toegestaan. Eiser stelt dat het uitgangspunt bij “frequent buigen tijdens het werk” de buigingshoek is die onder item 4.10 (buigen) is aangegeven. Dit klopt. Echter, de FML is een hulpmiddel en werkt bij beoordelingspunt 4.11 niet feilloos. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit nader uitgelegd aan de hand van de situatie van eiser. Eiser is medisch in staat om 300 keer per uur te buigen op het moment dat de buigingshoek ongeveer 45 graden bedraagt. Wanneer de FML wordt ingevuld zoals eiser wenst (score “sterk beperkt”), verwerpt CBBS in de voorselectie automatisch alle functies waarbij meer dan 150 keer per uur wordt gebogen bij een hoek groter of gelijk dan 15 graden. Dat betekent dat potentieel geschikte functies automatisch worden verworpen zonder dat de arbeidsdeskundige ze inhoudelijk heeft kunnen beoordelen. Dit kan als een onbedoelde uitkomst van de systematiek worden beschouwd. Er is vaste rechtspraak waaruit lijkt dat Basisinformatie CBBS niet dwingend voorschrijft welke beperkingen in een concreet geval in aanmerking genomen moeten worden maar slechts een handleiding vormt voor het omgaan met het CBBS. Bij dit beoordelingspunt zou het woordelijk naleven van het hulpmiddel (de tekst in de handleiding) een onbedoelde uitkomst tot gevolg hebben: automatische verwerping van potentieel geschikte functies.
In het geval van eiser moet op dit punt de score “licht beperkt” aangenomen worden. Met deze beperking wordt immers aangegeven dat er een beperking is, terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat bij de automatische voorselectie potentieel geschikte functies worden verworpen. De arbeidsdeskundige kan de potentieel geschikte functies vervolgens inhoudelijk beoordelen door handmatig de belasting in de functie te vergelijken met de belastbaarheid van eiser.
Duwen en trekken
12. Eiser stelt dat het onbegrijpelijk is dat eiser niet beperkt wordt geacht op duwen/trekken. Hij wordt nu namelijk in staat geacht om meer te duwen en te trekken dan in 2015 toen de nekklachten nog niet aan de orde waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop gereageerd dat de situatie in 2015 anders was dan ten tijde van de huidige herbeoordeling. De beperkingen die destijds zijn aangenomen hadden tot doel om de postoperatieve marginale belastbaarheid van eiser weer te geven. Er is wel een andere reden om op dit punt een sterke beperking aan te nemen. Conform de Basisinformatie CBS wordt duwen/trekken beoordeeld vanuit de staande houding. Bij eiser is sprake van evenwichtsstoornissen. Daarbij komt dat hij heupklachten heeft en voor afstanden van meer dan 15 meter twee krukken gebruikt. Ook heeft hij afgenomen kracht in zijn armen. Door de combinatie van deze aandoeningen is het aannemelijk dat de aanzetkracht, volhoudkracht en remkracht bij eiser meer beperkt is dan 10 kilogram. Een sterke beperking zal daarom worden aangenomen.
Tillen, dragen en frequent voorwerpen hanteren
13. Eiser stelt dat hij hiertoe nauwelijks in staat is gelet op de benodigde hulpmiddelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover gerapporteerd dat de definitie van tillen “het hooguit vijf keer per uur met de hand(en) oppakken van voorwerpen van minimaal 500 gram, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten” conform de Basisinformatie CBBS is. Nergens in de definitie wordt aangegeven dat dit vanuit een staande houding moet gebeuren. De definitie van dragen is “hooguit 5 keer per uur het verplaatsen van voorwerpen van minimaal 500 gram met gebruik van de hand(en) en arm(en), waarbij er meer dan één meter gelopen moet worden en/of de last meer dan 10 seconden moet worden vastgehouden”. Duidelijk is dat eiser bij een afstand van meer dan 15 meter twee krukken moet gebruiken. Hier is ook rekening mee gehouden in de FML. Bij de korte afstand die valt onder de definitie van dragen, hoeft hij de krukken niet te gebruiken. Daarom volstaat de toelichting dat eiser bij een afstand van meer dan 15 meter twee krukken moet gebruiken. Op basis van de aanwezige aandoeningen bij eiser is het duidelijk dat eiser niet conform normaalwaarde belastbaar is. Uit de ingebrachte informatie blijkt echter niet dat eiser sterker beperkt is in tillen en dragen of dit helemaal niet zou kunnen.
Lopen, traplopen en klimmen
14. Eiser stelt dat het zuiverder is om de beperkingen ten aanzien van lopen, traplopen en klimmen te beoordelen zonder gebruikmaking van hulpmiddelen. Bij de beoordeling van mogelijkheden en beperkingen, mogen echter volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep hulpmiddelen worden meegewogen. Zo wordt een bril bijvoorbeeld als hulpmiddel beschouwd waarmee een tekortkoming aan het gezichtsvermogen kan worden opgeheven, zodat er geen sprake meer is van een beperking. Krukken, prothesen en een rolstoel zijn ook hulpmiddelen die de mogelijkheden van eiser kunnen vergroten. In het geval van eiser is er wel degelijk sprake van een beperking ten aanzien van lopen, traplopen en klimmen. Echter, met de twee krukken is eiser in staat om langer achtereen te lopen dan zonder. De mogelijkheden met hulpmiddelen worden dan ook als uitgangspunt genomen.
Zitten en zitten tijdens het werk
15. Ten aanzien van de beoordelingspunten zitten en zitten tijdens het werk stelt eiser dat er ten opzichte van 2015 geen verbetering is opgetreden in de klachten die hij ervaart. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover opgemerkt dat de medische situatie ten tijde van de laatste herbeoordeling anders is dan in 2015. Bovendien is een FML geen weergave van subjectieve klachten maar van objectiveerbare beperkingen. Eiser brengt in beroep geen nieuwe medische feiten aan waaruit blijkt dat er beperkingen aan de orde zijn ten aanzien van zitten of zitten tijdens het werk.
Duurbelastbaarheid
16.1.
Tot slot stelt eiser dat hij niet in staat is om 4 of 5 uur per dag te werken en dat de uren die hij besteedt aan vrijwilligerswerk het maximaal haalbare is. Dit standpunt kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet worden gevolgd wanneer deze wordt getoetst aan de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Een beperking ten aanzien van de duurbelastbaarheid kan worden aangenomen op basis van drie indicaties: een stoornis in de energiehuishouding, preventief en als gevolg van verminderde beschikbaarheid.
16.2.
Een energetische indicatie kan aan de orde zijn als er sprake is van aandoeningen die gepaard gaan met noodzakelijke extra recuperatieperioden als gevolg van een verstoorde energiehuishouding door een tekort aan energie (bijvoorbeeld hart- of longaandoeningen), en te groot verbruik van energie (bijvoorbeeld een snelwerkende schildklier of kanker) en een verminderde mogelijkheid om te kunnen recupereren (bijvoorbeeld slaap-/waakstoornissen). Een preventieve indicatie kan aan de orde zijn als er sprake is van aandoeningen die gepaard gaan met een patroon van overschrijding van eigen grenzen of een beperkt ziektebesef (bijvoorbeeld psychosen of verstandelijke beperkingen). Een indicatie als gevolg van verminderde beschikbaarheid kan aan de orde zijn als er sprake is van een dag(deel)behandeling waardoor eiser gedurende die tijd niet beschikbaar is om te werken.
16.3.
Bij eiser is een beperking van de duurbelastbaarheid aangenomen op basis van de eerste indicatie. Uit het medisch onderzoeksverslag van 16 maart 2020 blijkt immers dat eiser slecht in slaap komt, gebroken nachten heeft en overdag vermoeid is. Desondanks toont zijn dagverhaal geen noodzakelijke extra recuperatieperioden. Het ontbreken van slaapmomenten overdag wordt door eiser bevestigd in het beroepschrift. Met de huidige beperking van de duurbelastbaarheid is eiser dan ook voldoende tegemoetgekomen in zijn energetische problematiek. In beroep is geen medische informatie verkregen waaruit blijkt dat deze beperking onjuist is geweest. De andere twee indicaties zijn bij eiser niet aan de orde en zijn dan ook geen reden zijn om een verdergaande beperking van de duurbelastbaarheid aan te nemen.
Oordeel van de rechtbank
17. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gelet op wat onder 8 tot en met 16 is overwogen, inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de in de aangepaste FML van 7 december 2020 aangenomen beperkingen passend zijn voor eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 7 december 2020, 17 juni 2021 en 12 september 2021 zeer uitgebreid gereageerd op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd en aan medische informatie heeft ingebracht. De rechtbank kan dit goed volgen. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
Arbeidskundige beoordeling
18. Eiser voert aan dat hij niet geschikt is voor de functie van administratief ondersteunend medewerker met SBC-code 315100, omdat hij bij de uitoefening van deze functie met dossiers en papieren moet lopen om deze te scannen en kopiëren. Eiser kan niet tegelijkertijd lopen met twee krukken en dan ook papieren en dossiers meenemen.
19.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 21 december 2020 gerapporteerd dat deze grond in feite gaat over de samenhang tussen de beperkingen bij tillen en dragen, lopen en duwen/trekken.
19.2.
In de FML staat dat eiser tot 15 meter kan lopen zonder krukken en dat hij spullen tot 5 kilogram kan tillen en dragen. Uit raadpleging van de arbeidsdeskundig analist blijkt dat de functionaris ook verder dan 5 meter spullen moet dragen. Daarom heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevraagd of eiser de mogelijkheid heeft om gebruik te maken van een licht rijdend karretje en/of een rollator. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geantwoord dat gebruik van een karretje is af te raden. Een rollator kan eiser steun geven voor de stabiliteit. Bovendien heeft een rollator een remmechanisme dat met de hand bediend kan worden, waardoor de stopkracht met de handen gegenereerd wordt. De knijp-/grijpkracht van eiser is niet beperkt. Eiser zou in staat moeten zijn een rollator te kunnen bedienen en gebruiken.
19.3.
Verder heeft de arbeidsdeskundig analist aangegeven dat er elke dag een collega aanwezig is die dezelfde functie vervult. Deze collega kan eiser assisteren. Het werkproces zal hierdoor niet verstoord worden omdat lopen met voorwerpen maar weinig en kort voorkomt, namelijk dagelijks één keer op een werkdag ongeveer één minuut achtereen; niet-dagelijks drie keer op een werkdag ongeveer één minuut achtereen.
19.4.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van het voorgaande geconcludeerd dat eiser in staat is om de functie uit te voeren, omdat hij bij afstanden van meer dan 15 meter een rollator met een bakje kan gebruiken en/of incidenteel de assistentie van een collega kan inroepen.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de arbeidskundige rapportage voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie van administratief ondersteunend medewerker met SBC-code 315100 de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt.
Conclusie
21. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 6 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.