In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ouder die een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage kinderopvang heeft aangevraagd, en de Minister van Financiën, die als verweerder optreedt. Eiser had een tegemoetkoming van € 1.004,- ontvangen op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TKKO) voor de periode waarin de kinderopvang gesloten was vanwege coronamaatregelen. Eiser was van mening dat dit bedrag te laag was en stelde dat hij recht had op een hoger bedrag van € 2.437,49,-. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit van de Minister vernietigd. De rechtbank oordeelde dat artikel 5 van de TKKO in dit geval buiten toepassing moest worden gelaten, omdat het een onevenredig nadeel opleverde voor eiser. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat eiser recht heeft op een tegemoetkoming van € 1.967,-, wat betekent dat hij nog recht heeft op een nabetaling van € 963,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Minister het griffierecht van € 48,- aan eiser moet vergoeden en dat de proceskosten tot een bedrag van € 7,- vergoed moeten worden.