In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, een besloten vennootschap aangeduid als [gedaagde]. De werknemer vorderde betaling van haar salaris, dat door de werkgever niet meer werd uitbetaald sinds 9 november 2021, en stelde dat zij geen ontslag had genomen. De werkgever voerde aan dat de werknemer op 9 november 2021 ontslag had genomen, wat door de werknemer werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat er geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer was die op ontslag wees, en dat de werknemer recht had op doorbetaling van haar salaris tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst op 31 januari 2022. De kantonrechter oordeelde verder dat de wettelijke verhoging over het salaris gematigd moest worden tot maximaal 20% en dat de gedaagde partij in de proceskosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.