ECLI:NL:RBMNE:2021:6292

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
UTR 20/1811
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake toeslagen na herziening van het besluit door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de toeslagen die door de Belastingdienst waren vastgesteld. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst het bestreden besluit herzien en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, waardoor eiseres recht heeft op toeslagen over het jaar 2014. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres nog procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, nu de Belastingdienst volledig aan haar verzoek had voldaan. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat de herziene beslissing van de Belastingdienst haar volledig tegemoetkwam. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier E. Mulder, en is op dezelfde dag uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: URT 20/1811

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2019 heeft verweerder de hoogte van de toeslagen van eiseres bepaald. Eiseres heeft op 19 november 2019 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 2 april 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 8 mei 2020 heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 18 september 2020 heeft verweerder het bestreden besluit herzien, het bezwaar van eiseres wordt gegrond verklaard. Verweerder heeft bepaald dat eiseres recht heeft op toeslagen over 2014. De definitieve berekeningen huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2014 worden aan eiseres toegestuurd.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is, dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Na kennis te hebben genomen van de stukken ziet de rechtbank aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2. Verweerder heeft na indiening van het beroepschrift het bestreden besluit herzien. De rechtbank heeft eiseres vervolgens gevraagd om binnen twee weken te laten weten of zij het eens is met de nieuwe beslissing van verweerder. Hierop heeft eiseres niet gereageerd. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken.
3. Aan de orde is de vraag of eiseres nog procesbelang heeft. Van voldoende procesbelang is, volgens vaste rechtspraak van de CRvB [1] , slechts sprake indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het maken van het instellen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de herziene beslissing volledig aan eiseres tegemoetgekomen is. Bij dit besluit wordt namelijk alsnog uitgegaan van de omstandigheid dat de partner van eiseres in 2014 verblijfscodes had op basis waarvan eiseres recht had op toeslagen over dit jaar. Dit betekent, naar het oordeel van de rechtbank, dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 29 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3330.