ECLI:NL:RBMNE:2021:6482

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/846
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de betalingsregeling voor terugbetaling van toeslagen

In deze zaak heeft eiser, een persoon die te maken heeft met de terugbetaling van te veel ontvangen toeslagen, beroep ingesteld tegen de betalingsregeling die door de Belastingdienst/Toeslagen is vastgesteld. Eiser had op 31 juli 2020 een verzoek ingediend voor een persoonlijke betalingsregeling, maar de Belastingdienst bood hem een standaard betalingsregeling aan waarbij hij € 221,- per maand moest terugbetalen tot 31 juli 2022. Eiser was het niet eens met deze regeling en heeft beroep ingesteld nadat zijn bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft op 1 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser voerde aan dat de Belastingdienst bij de berekening van zijn betalingscapaciteit geen rekening had gehouden met zijn werkelijke uitgaven, zoals hogere huur- en zorgpremiekosten. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst zich aan de wettelijke regels had gehouden bij de berekening van de betalingscapaciteit, maar dat er wel ruimte was voor een ruimere uitleg van deze regels. Ondanks de omstandigheden van eiser, oordeelde de rechtbank dat de Belastingdienst geen aanleiding had hoeven zien om af te wijken van de wettelijke regels, omdat de berekende betalingscapaciteit van € 562,- per maand voldoende was om de toeslagschuld binnen de gestelde termijn af te betalen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door rechter M.E.J. Sprakel en griffier M.P.M. Veerman-Timmer, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak in beroep te gaan bij de Raad van State als hij het niet eens was met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Procesverloop

Eiser heeft op 31 juli 2020 een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling gedaan voor het terugbetalen van toeslagen over 2019 en 2020.
In het besluit van 10 augustus 2020 heeft verweerder aan eiser de standaard betalingsregeling aangeboden en bepaald dat hij € 221,- per maand moet terugbetalen tot 31 juli 2022.
In het besluit van 15 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 9 juni 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over en wat staat er in het besluit?1. Eiser stelt in deze zaak beroep in tegen de betalingsregeling die verweerder voor hem heeft vastgesteld voor terugbetaling van te veel ontvangen toeslagen. Verweerder heeft in het bestreden besluit eisers betalingscapaciteit berekend. Hij heeft daarbij eisers inkomen als uitgangspunt genomen en daarvan een bedrag aan woonlasten, zorgverzekering en levensonderhoud afgetrokken. Het overgebleven bedrag is volgens verweerder de maandelijkse betalingscapaciteit, waarvan 80 procent wordt opgeëist, de zogenoemde uitvoeringstolerantie. Verweerder heeft dat bedrag vastgesteld op € 562,- per maand. De totale betalingscapaciteit heeft verweerder berekend op € 562,- × 24 maanden, is € 13.488,-. Omdat die capaciteit volgens verweerder voldoende is om de gehele toeslagschuld binnen 24 maanden af te betalen, heeft hij het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling afgewezen. Eisers voorstel om € 100,- per maand te betalen, kan volgens verweerder niet, omdat eiser dan niet binnen de maximale periode van 24 maanden zijn hele toeslagschuld zou kunnen afbetalen.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?2. Eiser is het niet eens met verweerders besluit en voert het volgende aan. Hij is altijd te goeder trouw geweest om een betalingsregeling te treffen en de teveel ontvangen toeslag terug te betalen. Hij vindt dat verweerder voor de terugbetaling een lager maandbedrag zou moeten vaststellen. Eiser wijst erop dat verweerder bij de vaststelling van de betalingscapaciteit geen rekening heeft gehouden met de feitelijke uitgaven die hij heeft, zoals het daadwerkelijke bedrag aan huur van € 995,- per maand in plaats van de door verweerder gehanteerde € 523,-. Ook voor de zorgpremie betaalt eiser feitelijk € 148,- in plaats van de door verweerder vastgestelde € 122,-. Andere kosten, zoals terugbetaling van zijn studieschuld en de rekening van gas, water, licht en internet, heeft verweerder ook niet in zijn berekening meegenomen. Eiser wil dat verweerder een maandbedrag voor terugbetaling vaststelt die hem ruimte geeft voor een normaal leven en voor het opbouwen van een reserve.
Welke vraag moet de rechtbank beantwoorden?3. In deze zaak zijn partijen het erover eens dat verweerder de betalingscapaciteit van eiser volgens de wettelijke regels [1] heeft berekend en vastgesteld. Waar partijen het niet over eens zijn, is of verweerder in eisers geval aanleiding had moeten zien om af te wijken van die regels en om een lager maandbedrag voor eiser vast te stellen. Daarover moet de rechtbank een oordeel geven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?4.1. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder moet zich in principe aan de wettelijke regels houden, zoals hij in het geval van eiser ook gedaan heeft. Die wettelijke regels schrijven voor dat verweerder bij de berekening van de betalingscapaciteit niet uitgaat van alle feitelijke uitgaven van eiser, maar alleen van de in die regels genoemde uitgaven en bedragen.
4.2.
De rechtbank volgt verweerder echter niet dat er geen enkele mogelijkheid is om af te wijken van de wettelijke regels. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 juni 2020. [2] Uit die uitspraak volgt dat verweerder tegenwoordig aanleiding ziet voor een ruimere uitleg en toepassing van de wettelijke regels te komen dan tot dusverre het geval was, vanwege de maatschappelijke en politieke commotie over het wettelijke systeem en de uitvoering van het toeslagenstelsel.
4.3.
De rechtbank heeft begrip voor eisers situatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het geval van eiser echter geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van de wettelijke regels. Daarvoor acht de rechtbank van belang dat verweerder de betalingscapaciteit van eiser heeft berekend op € 562,- per maand, terwijl verweerder van eiser een terugbetaling van € 211,- per maand heeft gevraagd. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat eiser vanaf het moment van deze uitspraak twee jaar de tijd krijgt om zijn toeslagenschuld terug te betalen. Als eisers omstandigheden wijzigen in die periode, kan hij daarnaast opnieuw om een (persoonlijke) betalingsregeling vragen.
4.4.
Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit zijn de regels uit de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.