ECLI:NL:RBMNE:2021:6540
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering op basis van verblijfsstatus en rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse nationaliteit, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had op 3 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw), welke aanvraag op 23 juli 2020 werd afgewezen omdat zij al een gezamenlijke uitkering had met een andere persoon. Eiseres heeft hiertegen geen rechtsmiddelen ingesteld. Op 13 september 2020 diende zij opnieuw een aanvraag in, waarbij zij aangaf alleenstaand te zijn. De gemeente heeft echter in het bestreden besluit gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor bijstandsuitkering vanwege haar verblijfsstatus. Dit werd bevestigd door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND), die op 14 december 2020 meldde dat eiseres op 31 maart 2020 een nieuwe aanvraag om verblijfvergunning had ingediend, maar dat haar rechtmatig verblijf ten tijde van de aanvraag niet voldoende was voor het verkrijgen van een uitkering.
Eiseres stelde dat zij gelijkgesteld diende te worden met een Nederlander en dat zij rechtmatig verblijf had op basis van artikel 8, onderdeel g, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf heeft gehad, aangezien haar verblijfsvergunning asiel met terugwerkende kracht was ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.