ECLI:NL:RBMNE:2021:6541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2231
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens het niet indienen van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een aanvraag voor een bijstandsuitkering had ingediend, kreeg op 11 maart 2021 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen. Hiertegen heeft hij bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 22 april 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

De zitting vond plaats op 28 september 2021, maar eiser was niet verschenen en had ook geen bericht van verhindering gestuurd. De rechtbank constateerde dat eiser niet per aangetekende brief in de gelegenheid was gesteld om beroepsgronden in te dienen. Daarom werd het onderzoek ter zitting geschorst en kreeg eiser de kans om binnen vier weken beroepsgronden in te dienen, maar de aangetekende brief werd op 19 oktober 2021 als onbestelbaar geretourneerd. De rechtbank heeft de brief vervolgens opnieuw per gewone post verzonden, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw zou aanvangen.

Eiser heeft echter niet gereageerd op deze brief. Op 16 november 2021 heeft de rechtbank aan partijen laten weten dat zij voldoende geïnformeerd was en voornemens was om zonder nadere zitting uitspraak te doen, tenzij een van de partijen binnen twee weken om een mondelinge behandeling vroeg. Ook hierop is geen reactie gekomen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan zonder nadere zitting.

De rechtbank overweegt dat eiser op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht was om binnen de gestelde termijn beroepsgronden in te dienen. Aangezien eiser dit heeft nagelaten en geen verontschuldiging heeft gegeven voor zijn verzuim, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en griffier S.M. Gena, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en

het dagelijks bestuur van de RDWI, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Collignon).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2021. Eiser is niet verschenen, zonder bericht van verhindering. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft de rechtbank geconstateerd dat eiser niet per aangetekende brief in de gelegenheid is gesteld beroepsgronden in te dienen. De rechtbank heeft daarom het onderzoek ter zitting geschorst en bij aangetekende brief van 29 september 2021 eiser in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na verzending van die brief beroepsgronden in te dienen.
De brief van 29 september 2021 is echter onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd op
19 oktober 2021. Hierna is deze brief, ter voldoening van het bepaalde in artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met een begeleidende brief nogmaals per gewone postzending verstuurd. In de begeleidende brief stond vermeld dat de in de aangetekende brief vermelde termijn niet opnieuw zou aanvangen.
Eiser heeft niet gereageerd op de brief van 29 september 2021.
Op 16 november 2021 heeft de rechtbank partijen medegedeeld voldoende geïnformeerd te zijn en voornemens te zijn zonder nadere zitting uitspraak te doen, tenzij een van de partijen binnen twee weken aangeeft mondeling te willen worden gehoord. Partijen hebben niet op deze brief gereageerd.
De rechtbank sluit het onderzoek en doet uitspraak zonder nadere zitting. [1]

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van
de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op
welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet
gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van
de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2. Vast staat dat eiser niet binnen de gestelde termijn in de brief van 29 september 2021
beroepsgronden heeft ingediend.
3. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat
er geen verontschuldiging is voor dit verzuim.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:57, derde lid, van de Awb.