13. De CWM heeft in haar beoordeling niet beoordeeld wat de mogelijke invloed is van het bouwplan op het monument. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in zijn herstelpoging daarom onvoldoende onderbouwd waarom de monumentale waarde van het monument aan de [adres] niet door het bouwplan wordt aangetast. Het voorgaande betekent dat verweerder naar het gebrek op dit punt niet voldoende heeft hersteld. Wat hier het gevolg van is, bespreekt de rechtbank onder ‘conclusie’.
Afweging van de belangen van eisers
13. Eisers stellen dat zij door het bouwplan van derde-partij een ontoelaatbaar verlies aan uitzicht en lichtinval zullen krijgen. Eisers vrezen minder uitzicht en lichtinval wanneer het bouwplan is voltooid. Volgens eisers had verweerder het belang dat derde-partij heeft bij het bouwplan niet zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eisers bij het behouden van uitzicht en lichtinval.
13. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn herstelpoging heeft verweerder aangevoerd dat er geen sprake is van een ontoelaatbare inbreuk op een goed woon- en leefklimaat waardoor de omgevingsvergunning niet verleend kan worden. Volgens verweerder is er geen sprake van verminderde lichtinval bij eisers. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verweerder onder meer naar de bij de herstelpoging bijgevoegde illustraties en een namens derde-partij opgestelde zonnestudie van 9 juli 2021. Hieruit blijkt dat eiser 2 ten aanzien van het bouwplan geen verminderde lichtinval ervaart. Daarnaast blijkt uit de afbeeldingen en de zonnestudie dat er ook geen sprake is van schaduwwerking bij eiser 1 als gevolg van het bouwplan en dat de schaduwwerking bij eiser 1 niet het gevolg is van het bouwplan van derde-partij. Verder heeft verweerder overwogen dat het uitzicht weliswaar verandert bij eisers maar dat deze verandering niet dusdanig is dat de omgevingsvergunning niet verleend kan worden. Het uitzicht bij eisers wordt al enigszins beperkt door andere bebouwing en de verdere beperking van het uitzicht is niet onaanvaardbaar. De rechtbank kan deze motivering van verweerder volgen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat er geen recht bestaat op een vrij uitzicht en dat enige mate van hinder inherent is aan het wonen in stedelijk gebied. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat uit de zonnestudie en bijgevoegde illustraties blijkt dat de effecten van het bouwplan op de lichtinval minimaal zijn. Dat de zonnestudie in opdracht van derde-partij is gemaakt, maakt niet dat deze inhoudelijk onjuist zou zijn. Het lag op weg van eisers om dit rapport inhoudelijk te betwisten of om een tegenrapport in te dienen. Het voorgaande betekent dat verweerder in de belangen van eisers redelijkerwijs geen aanleiding hoefde te zien om de omgevingsvergunning niet te verlenen.
Conclusie
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het gebrek ten aanzien van de afweging van de belangen van eisers heeft hersteld. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen van eisers zich niet verzetten tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Het gebrek ten aanzien van het welstandsadvies is met het nieuwe welstandsadvies niet hersteld. De rechtbank kiest er in het kader van de finale geschillenbeslechting voor om een tweede tussenuitspraak te doen, omdat het gebrek in principe te herstellen is. Een vernietiging van het bestreden besluit zou er bovendien toe leiden dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar zou moeten nemen, waarbij verweerder de CWM ook zou kunnen raadplegen. Als eisers het dan opnieuw niet eens zouden zijn met de nieuwe beslissing op bezwaar, zou beroep bij de rechtbank weer openstaan. Dat zou echter een nieuwe zaak zijn die bij de planning net als alle andere zaken op zijn beurt zou moeten wachten. Een tweede tussenuitspraak versnelt daarom de beslechting van het geschil.
13. Het geconstateerde gebrek kan door verweerder worden hersteld door een nieuw welstandsadvies in te brengen, waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan de vraag of het bouwplan al dan niet invloed heeft op de monumentale waarde van het monument aan de [adres] , waarom dat zo is en of het bouwplan daarom al dan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder onder toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb nogmaals in de gelegenheid te stellen het geconstateerde gebrek te herstellen.
13. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan stellen op vier weken na verzending van de tussenuitspraak. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser vervolgens in de gelegenheid stellen om binnen twee weken te reageren op het (beoogde) herstel van de gebreken door verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank vervolgens zonder tweede zitting einduitspraak doen op het beroep.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.