In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een zakelijke dienstverlener (hierna: gedaagde sub 1 c.s.) over de aansprakelijkheid voor het niet tijdig indienen van een subsidieaanvraag. Eiseres had gedaagde sub 1 c.s. ingeschakeld om het aanvraagtraject voor subsidies in het kader van verduurzaming van haar bedrijfspand te verzorgen. Gedaagde sub 1 c.s. heeft verzuimd om de aanvraag tijdig in te dienen, waardoor eiseres een aanzienlijk fiscaal voordeel heeft misgelopen. Eiseres vordert schadevergoeding van gedaagde sub 1 c.s. en stelt dat gedaagde zich niet kan beroepen op het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden, omdat dit in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig indienen van de subsidieaanvraag een toerekenbare tekortkoming is en dat het beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank wijst erop dat gedaagde sub 1 c.s. zich bewust was van de fatale termijnen en dat de schade die eiseres heeft geleden, te wijten is aan de onzorgvuldigheid van gedaagde. De zaak wordt aangehouden voor nadere stukken over de hoogte van de schade en de winst van eiseres over 2020.