Op 1 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 23 juni 2020 het bezwaar van eiser tegen een uitkeringsspecificatie ongegrond verklaarde. De uitkeringsspecificatie betrof de maanden juli, augustus en september 2019. Eiser stelde dat hij in september 2019 geen huurinkomsten meer ontving, omdat de huurders waren vertrokken. Verweerder had echter vastgesteld dat eiser recht had op bijstand tot en met 25 september 2019 en dat hij huurinkomsten ontving die in mindering werden gebracht op de bijstand. Tijdens de zitting op 28 januari 2021 was eiser niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij in september 2019 geen huurinkomsten ontving. Daarnaast werd het beroep van eiser tegen de uitkeringsspecificatie ongegrond verklaard, omdat het vakantiegeld correct was uitbetaald. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.