ECLI:NL:RBMNE:2022:105

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die als medisch secretaresse werkte, had zich op 7 december 2011 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na twee jaar ziekte ontving zij vanaf 4 december 2013 een WIA-uitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, na een herbeoordeling op 30 oktober 2020, concludeerde het UWV dat eiseres vanaf 31 december 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 21 mei 2021.

Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 13 december 2021 via Skype heeft behandeld. Tijdens de zitting voerde eiseres aan dat haar klachten en beperkingen waren onderschat en verwees naar verschillende medische stukken ter onderbouwing. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig hadden gehandeld en dat hun rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 23 april 2021 correct was en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geduide functies binnen de aangenomen beperkingen van eiseres vielen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 21,71% was, wat onder de vereiste 35% ligt om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen gelijk in deze zaak. De rechtbank adviseerde eiseres om een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid te doen bij het UWV als haar gezondheid na 31 december 2020 verslechterde, onderbouwd met medische stukken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Y. Hamdaoui),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: E. Witte).

Inleiding

Eiseres werkte als medisch secretaresse voor gemiddeld 31,95 uur per week. Op 7 december 2011 heeft zij zich ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na twee jaar ziekte heeft verweerder aan eiseres per 4 december 2013 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). De uitkering was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Vervolgens hebben de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van verweerder de arbeidsongeschiktheid van eiseres herbeoordeeld. Dit heeft geleid tot het besluit van 30 oktober 2020. In dit besluit heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij vanaf 31 december 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat haar WIA-uitkering vanaf die datum wordt beëindigd.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2021 op zitting via Skype behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil en beoordelingskader

1. Deze zaak gaat over het stopzetten van de WIA-uitkering van eiseres. Volgens verweerder is de uitkering terecht beëindigd. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij minder belastbaar is dan verweerder heeft aangenomen. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of verweerder de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op 31 december 2020.
2. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

De beoordeling

3. Eiseres voert aan dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Eiseres verwijst hiervoor naar verschillende ingebrachte stukken waaruit dit zou blijken: de brief van de reumatoloog van 15 februari 2021, een overzicht rapport OQ45 naar aanleiding van een op
7 september 2021 door eiseres ingevulde vragenlijst, de ongedateerde verwijsbrief van de psycholoog, de verwijsbrief van de huisarts voor generalistische basis GGZ van 7 september 2021 en een ongedateerd behandelplan.
4. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapporten duidelijk hebben uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen. Alle klachten van eiseres zijn benoemd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hiervan een weging gemaakt en beperkingen vastgesteld. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vanwege de pijnklachten bij fibromyalgie en de medicatie van eiseres extra beperkingen aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 april 2021. Dat de beperkingen van eiseres onderschat zijn, ziet de rechtbank niet. In reactie op de door eiseres in beroep ingebrachte stukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed en inzichtelijk toegelicht waarom deze informatie geen aanleiding geeft om meer of andere beperkingen in de FML aan te nemen dan al zijn aangenomen. De brief van de reumatoloog van 15 februari 2021 was al bekend in bezwaar en daar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de herbeoordeling rekening mee gehouden. Voor wat betreft de psychische klachten kan de rechtbank het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat de in beroep overgelegde informatie geen aanleiding geeft de belastbaarheid bij te stellen. Eiseres was op het moment van de beoordeling, op 31 december 2020, niet onder behandeling. Zij had zich slechts aangemeld. Pas na de beoordelingsdatum is eiseres onder behandeling van een psycholoog gekomen. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de zitting nog aangeboden om nadere informatie van de behandelend psycholoog in te brengen om aan te tonen dat de huidige psychische klachten niet anders waren dan op de beoordelingsdatum. De rechtbank gaat aan dit aanbod voorbij. Niet valt in te zien dat eiseres deze informatie niet eerder had kunnen overleggen. Zij had kunnen begrijpen dat het mogelijk van belang kan zijn voor deze zaak.
5. De rechtbank gaat er dus van uit dat de FML van 23 april 2021 juist is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft drie functies voor eiseres geduid op basis van die FML. Eiseres heeft tegen de arbeidskundige beoordeling geen specifieke beroepsgronden aangevoerd, anders dan dat zij de geduide functies om medische redenen niet kan verrichten. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij alle drie de functies voldoende heeft gemotiveerd dat de geduide functies de aangenomen beperkingen niet overschrijden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies niet geschikt voor eiseres zijn.

Conclusie

6. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 21,71% is. Dat is minder dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Verweerder heeft de WIA-uitkering van eiseres dus terecht beëindigd. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Verweerder hoeft de proceskosten die eiseres heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft betaald, dan ook niet aan haar te vergoeden.
7. De rechtbank wil eiseres nog meegeven dat zij, zoals verweerder tijdens de zitting heeft opgemerkt, een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid bij verweerder kan doen in het geval haar gezondheidstoestand na 31 december 2020 is verslechterd. Als zij die melding onderbouwt met medische stukken, dan kan de verzekeringsarts van verweerder dat verder beoordelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.