ECLI:NL:RBMNE:2022:1186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/4446
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van zorg in natura en weigering van persoonsgebonden budget voor begeleiding van een kind met autisme

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2022, hebben eisers, ouders van een negenjarige zoon met autisme en een verstandelijke beperking, beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein om een persoonsgebonden budget (pgb) te verlengen en uit te breiden. In het primaire besluit van 26 maart 2021 was een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura toegekend voor vier tot zes uur per week, maar de verlenging en uitbreiding van het pgb werd geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, ondanks dat verweerder stelde dat er geen pgb meer kon worden toegekend vanwege een CIZ-indicatie die aan hun zoon was verleend.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de hulpvraag van de zoon en de opgroei- en opvoedingsproblemen. De rechtbank oordeelt dat de zorg verleend door de tante van de jongen niet van voldoende kwaliteit en niet doeltreffend is, en dat professionele hulp effectiever is. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de zorg door de tante meer passend is dan professionele begeleiding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de coronapandemie geen gegronde reden was voor het niet voldoen aan de voorwaarden voor het pgb, en dat eisers onvoldoende hebben aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor een evenredige verdeling van de taken in het gezin hebben voldaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geconcludeerd dat de weigering van de verlenging en uitbreiding van het pgb door verweerder terecht was. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. R.A.M. Koolen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: mr. S. van den Heykant).

Procesverloop

In het besluit van 26 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder een maatwerkvoorziening begeleiding individueel in de vorm van zorg in natura toegekend voor vier tot zes uur per week. Verweerder heeft de verlenging en uitbreiding van een persoonsgebonden budget (pgb) geweigerd.
In het besluit van 1 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
[A] is de negenjarige zoon van eisers. [A] heeft autisme en een verstandelijke beperking. Verweerder heeft in het besluit van 1 september 2020 voor de begeleiding van [A] aan eisers een (informeel) pgb tot en met 28 februari 2021 toegekend. De eerste drie maanden is 15 uur per week toegekend en de daarop volgende drie maanden is 7,5 uur per week toegekend. De begeleiding werd verleend door de tante van [A] . Verweerder heeft bij verlening van het pgb een aantal voorwaarden gesteld. [A] moet in ieder geval 4 dagen per week naar dagbehandeling gaan. Eisers moeten verder aan een meer evenredige verdeling van de taken in het gezin en de opvoeding van de kinderen werken. Eisers hebben verzocht dit pgb te verlengen en weer uit te breiden naar 15 uur per week om de overbelaste moeder van [A] te ontlasten en om met [A] aan de gestelde doelen te werken.
Procesbelang
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat eisers geen procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de afwijzing van de verlenging en uitbreiding van het pgb. Vanaf 19 augustus 2021 is aan [A] een CIZ-indicatie toegekend. Daarom kan verweerder voor de toekomst geen pgb aan eisers voor de zorg door de tante toekennen. Eisers hebben voor de toekomst dus geen procesbelang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. Verweerder stelt verder dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de zorg door de tante in de periode van maart 2021 tot 19 augustus 2021 daadwerkelijk is verleend. Er kan daarom ook hiervoor geen pgb meer worden toegekend, waardoor eisers ook voor deze periode geen procesbelang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit.
Het is vaste rechtspraak dat sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van beroep wil bereiken daadwerkelijk kan worden bereikt. Hierbij moet het bereiken van dat resultaat voor de indiener feitelijk betekenis hebben. Het hebben van een alleen formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. In beginsel kan geen procesbelang gelegen zijn in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
4. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Eisers betwisten dat de zorg door de tante in de periode van maart 2021 tot 19 augustus 2021 niet is verleend. Eisers stellen dat de tante in deze periode 15 uur per week zorg heeft verleend. Hierbij wijzen eisers erop dat het na de toekenning ook een periode heeft geduurd voordat de zorg in natura daadwerkelijk verleend werd. Verweerder heeft daarbij de verleende zorg door de tante niet vóór het opstellen van het verweerschrift in twijfel getrokken en eisers er niet eerder op gewezen dat zij dit verder aannemelijk moesten maken. Dit vergt naar het oordeel van de rechtbank al een inhoudelijke beoordeling, waardoor eisers procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eisers in bezwaar hebben verzocht om een proceskostenvergoeding. Ook hierom hebben eisers procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. [1] Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat terecht een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura voor 4 tot 6 uur per week is toegekend en dat de verlenging en uitbreiding van het pgb terecht is geweigerd. Eisers hebben zich niet gehouden aan de voorwaarden die bij de verlening van het pgb zijn gesteld. [A] ging namelijk te weinig naar de dagbehandeling en ook is niet gebleken dat de taken in het gezin meer evenredig zijn verdeeld. Verweerder ziet daarom aanleiding om het pgb te herzien. Verder stelt verweerder dat de door de tante geboden zorg niet van voldoende kwaliteit en niet doeltreffend is. Daarom acht verweerder de inzet van professionele hulp voor [A] effectiever. Ook stelt verweerder dat eisers onvoldoende in staat zijn om het pgb goed te beheren. Als overgangsperiode heeft verweerder voor de maand maart 2021 nog een pgb voor 7,5 uur per week voor begeleiding door de tante toegekend.
Beoordeling door de rechtbank
6. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft bepaald dat voor de beoordeling van een verzoek om jeugdhulp eerst moet worden vastgesteld wat de hulpvraag van de jeugdige of de ouders is, waarna de opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen in kaart moeten worden gebracht. Vervolgens moet worden vastgesteld welke hulp nodig is. Ten slotte moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient verweerder een voorziening van jeugdhulp te verlenen. [2]
7. In geschil is of verweerder toekenning van een pgb voor begeleiding door de tante voor 7.5 uur in de maand maart 2021 en 15 uur in de periode van april 2021 tot 19 augustus 2021 mocht weigeren.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende zorgvuldig onderzoek gedaan naar de hulpvraag van [A] (en zijn ouders) en de opgroei- en opvoedingsproblemen en op basis van dat onderzoek voorzieningen verstrekt. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom een verlenging en uitbreiding van het pgb niet worden toegekend. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
De dagbehandeling
9. Eisers voeren aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de besluitvorming geen rekening is gehouden met de coronapandemie. Eisers betwisten niet dat [A] ondanks de afspraak bij de verlening van het pgb te weinig naar de dagbehandeling is gegaan. Door de coronapandemie was het echter moeilijker om [A] naar de dagbehandeling te brengen en was deze vaker gesloten. Ook waren eisers bang voor besmettingsgevaar op de dagbehandeling. De omstandigheid dat [A] ook vóór de coronapandemie te weinig naar de dagbehandeling ging doet hier volgens eisers niet aan af.
10. [A] is in de periode van september 2020 tot en met februari 2021 iets minder dan de helft van de tijd op de dagbehandeling aanwezig geweest. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de coronapandemie geen gegronde reden is voor dat [A] te weinig naar de dagbehandeling is gegaan. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder op verschillende momenten met eisers heeft besproken dat het van groot belang is dat [A] naar de dagbehandeling gaat. Dit was onder meer nodig zodat een ontwikkelingsonderzoek kon worden uitgevoerd om beter zicht te krijgen op het ontwikkelingsniveau van [A] en zijn perspectieven voor de toekomst. Verweerder heeft onder meer op 11 juni 2020 en 13 november 2020 met eisers gesproken over de verplichte aanwezigheid van [A] bij de dagbehandeling. Eisers hebben hierbij niet aangekaart dat zij [A] niet willen of kunnen brengen in verband met de coronapandemie. De rechtbank volgt niet het standpunt dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de coronapandemie. Verweerder heeft bij berekenen van de aanwezigheid de dagen dat de dagbehandeling gesloten was niet meegeteld. Ook zijn er afspraken gemaakt over met welke ziekteverschijnselen [A] ondanks de coronapandemie toch naar de dagbehandeling mag gaan.

De evenredige verdeling van taken in huis

11. Eisers stellen verder dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat niet is voldaan aan de tweede voorwaarde dat de taken in de huishouding binnen het gezin meer evenwichtig verdeeld worden. Ook vinden eisers onvoldoende onderzocht of het wel mogelijk is dat de vader van [A] bepaalde taken van de moeder en de tante overneemt in de verzorging van [A] .
12. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het besluit van 1 september 2020 een aantal voorwaarden aan de toekenning van het pgb heeft gekoppeld. Dit betreft onder meer de voorwaarde dat eisers werken aan een meer evenredige verdeling van de taken binnen het gezin. Deze voorwaarde is gesteld omdat een pgb werd aangevraagd deels voor gebruikelijke activiteiten waarvan verwacht wordt dat ouders deze zelf met hun kinderen ondernemen. Ook was niet aannemelijk gemaakt dat de vader geen huishoudelijke of opvoedtaken op zich kon nemen dan wel kon leren om zo de moeder van [A] te ontlasten. Eisers hebben met deze voorwaarde ingestemd en tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat hiermee in rechte vast. Dit betekent dat eisers in deze procedure niet meer kunnen stellen dat verweerder deze voorwaarde ten onrechte aan de toekenning van het pgb heeft gekoppeld.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers niet hebben voldaan aan de voorwaarde dat eisers hebben gewerkt aan een meer evenredige verdeling van de taken binnen het gezin. In de mail van 25 februari 2021 hebben eisers toegelicht hoe het dagelijks leven van [A] eruit ziet. Hieruit blijkt dat de zorg voor het huishouden en voor [A] bijna volledig op de schouders van de moeder terecht komt, waarbij zij in de zorg voor [A] wordt ondersteund door de tante. Uit de ingevulde evaluatieformulieren over de periode van september 2020 tot en met 28 februari 2021 komt eenzelfde beeld naar voren. Verweerder heeft zich gelet hierop niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij aan een meer evenredige verdeling van de taken hebben gewerkt om de moeder van [A] te ontlasten.
Kwaliteit en doeltreffendheid van de zorg door de tante
14. Eisers vinden ook dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat de zorg verleend door de tante van [A] van onvoldoende kwaliteit en niet doeltreffend is. Er is geen onderbouwing van welke doelen voor [A] haalbaar zijn en dat het niet halen van deze doelen te wijten is aan de begeleiding door de tante. Eisers wijzen er hierbij op dat uit de CIZ-indicatie en de Wlz-toekenning blijkt dat [A] zeer moeilijk leerbaar is en slechts kleine stapjes kan nemen waarbij hechting en vertrouwen voorop staan. Eisers hebben ter zitting benadrukt dat de liefdevolle begeleiding door de tante niet te vervangen is door zorg door een professionele aanbieder en dat het belangrijk is dat [A] liefdevolle begeleiding krijgt zolang hij nog thuis kan wonen.
15. Op grond van artikel 8.1.1. van de Jeugdwet en artikel 4.1 van de Wmo en Jeugdhulpverordening gemeente Nieuwegein 2020 (de Verordening) is het aan eisers om te onderbouwen dat hulp door een aanbieder niet passend is en dat in plaats daarvan een pgb moet worden toegekend. De bewijslast om aannemelijk te maken dat de zorg door de tante meer passend is dan door een professionele aanbieder rust dus op eisers.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de zorg door de tante van onvoldoende kwaliteit en niet doeltreffend is en dat het effectiever is om [A] zorg in natura te verlenen. De rechtbank overweegt dat hierbij een onderscheid gemaakt moet worden tussen de ontwikkelmogelijkheden van [A] en het formuleren van doelen. Uit de omstandigheid dat [A] beperkte ontwikkelmogelijkheden heeft volgt niet dat geen daarop aansluitende doelen geformuleerd kunnen worden. De doelen zijn nu door de sociaal professional in overleg met de ouders van [A] en de dagbehandeling tot stand gekomen. Verweerder heeft zich gelet op het uitblijven van resultaten en het toenemen van zorgen om [A] voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de begeleiding door de tante meer passend is dan professionele begeleiding. Ter zitting hebben eisers benadrukt hoe belangrijk het is dat [A] zo lang hij nog thuis kan wonen liefdevolle begeleiding krijgt. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet noodzakelijk is dat verweerder de liefdevolle hulp die [A] vanuit zijn omgeving ontvangt moet bekostigen. Dat [A] inmiddels een Wlz-indicatie heeft waarin wel een pgb is toegekend voor zorg door de tante maakt het voorgaande niet anders. De Wlz en de Jeugdwet hebben ieder een eigen doelstelling en eigen criteria voor het toekennen van een pgb en zien daarnaast op andere periodes.

Beheer van het pgb

17. Eisers vinden dat verweerder ten onrechte stelt dat zij niet in staat zijn om een pgb te beheren. Verweerder had dit beter moeten onderzoeken en levert onvoldoende maatwerk. Het toegekende budget moet geheel worden uitgekeerd aan de tante. Hier kunnen eisers prima zorg voor dragen. Daarnaast krijgen zij sinds februari 2021 ondersteuning bij de financiële administratie door [B] .
18. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat geen pgb kan worden toegekend, omdat eisers niet in staat zijn om dit te beheren. Uit het dossier blijkt dat een te hoge vergoeding is uitbetaald, omdat eisers het uit te keren maandbedrag bij de Sociale Verzekeringsbank niet hadden aangepast aan de toegekende uren. Door de eenvoudige structuur van het pgb zijn noch verweerder noch de zorgaanbieder (de tante) door deze fout in het beheer benadeeld. Daarbij hebben eisers erop gewezen dat zij vanaf februari 2021 hulp krijgen van [B] bij hun financiële administratie. Onder deze omstandigheden heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eisers geen pgb kan worden toegekend, omdat zij niet in staat zijn om dit te beheren. Dit laat echter onverlet dat, zoals uit het onder 9. tot en met 16. overwogene volgt, verweerder de verlenging en uitbreiding van het pgb mocht weigeren.
Conclusie
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 11 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477