ECLI:NL:RBMNE:2022:1196

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
21/3487
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres door het Uwv en de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 19 februari 2021 besloten de uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij op 22 februari 2021 meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 12 januari 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M. Kuiper. Het Uwv was niet aanwezig. De rechtbank heeft de gezondheidssituatie van eiseres op 23 maart 2021 beoordeeld, waarbij zij de medische rapporten van verzekeringsartsen in overweging heeft genomen. De rechtbank benadrukt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op deze rapporten, mits ze aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen door het Uwv zijn onderschat. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres ongegrond verklaard en het beroep afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3487

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kuiper),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

1. Met het besluit van 19 februari 2021 (primair besluit) heeft het Uwv de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet vanaf 23 maart 2021 beëindigd omdat eiseres op 22 februari 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd. In het besluit van 15 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
3. De zaak is op 12 januari 2022 behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Het geschil en beoordelingskader

4. Deze zaak gaat over het stopzetten van de ZW-uitkering van eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij vindt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op 23 maart 2021.
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
6. De rechtbank overweegt verder dat een verzekeringsarts aan de hand van specifieke en individuele klachten een weging maakt en de daaruit voortvloeiende individuele arbeidsbeperkingen vastlegt in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Het behoort volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep juist tot de specifieke
deskundigheid van een verzekeringsarts om medische informatie te vertalen naar arbeidsbeperkingen. [1] De rechtbank wijst er daarom op dat de stelling van de gemachtigde in deze zaak, dat bij de diagnose depressie alle mogelijke beperkingen die voorkomen in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (hierna: CBBS) bij een depressie van toepassing zouden zijn, een onjuist uitgangspunt is.

De beoordeling

7. Eiseres voert aan dat dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Eiseres meent dat er op basis van de gestelde diagnose van een depressieve episode en PTSS onvoldoende beperkingen zijn gesteld. Volgens de brief van I-Psy van 19 april 2021 is sprake van een depressieve episode. Eiseres meent dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen op de volgende items in de FML:
 1.8.1 1.8.1 geen afleiding door activiteiten van anderen;
 1.8.1 1.8.2 voorspelbare werksituatie;
 1.8.1 1.8.5 werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is;
 1.8.1 2.7 eigen gevoelens uiten;
 1.8.1 2.9 samenwerken;
 1.8.1 2.12.1 contact met klanten;
 1.8.1 2.12.2 contact met patiënten.
8. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en overweegt daartoe het volgende.
1.8.1
geen afleiding door activiteiten van anderen en 1.8.2 voorspelbare werksituatie
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de items 1.8.1 (geen afleiding door activiteiten van anderen) en 1.8.2 (voorspelbare werksituatie) blijkens zijn rapport van 14 september 2021 beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat eiseres kan omgaan met wisselende omstandigheden. Dit is de reden om op de items 1.8.1 en 1.8.2 geen beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan deze redenering volgen. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom beperkingen voor de items 1.8.1 en 1.8.2 moeten worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
1.8.5
werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is
10. Volgens de toelichting in het CBBS op item 1.8.5 (werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is) hoeft bij een depressie het handelingstempo in het dagelijkse leven niet per se verlaagd te zijn, maar door aandriftverlies kan in werk geen hoog handelingstempo worden gerealiseerd. Blijkens zijn rapport van 14 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het item 1.8.5 beoordeeld. Hij geeft aan dat er geen aanleiding is om het handelingstempo van eiseres te beperken. De rechtbank kan dit volgen mede gelet op de toelichting in het CBBS ten aanzien van dit item. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom een beperking voor item 1.8.5 moet worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
2.7
eigen gevoelens uiten
11. Uit de toelichting in het CBBS op item 2.7 (eigen gevoelens uiten) volgt dat het uiten van de eigen gevoelens beperkt wordt geacht bij zwaardere stoornissen. Voorbeelden zijn volgens het CBBS ziekten met een gestoorde reality-testing, het spreken van wartaal, geagiteerd gedrag, vreemde grimassen, decorumverlies, zoals voorkomt bij schizofrenie, een psychose of een manisch toestandsbeeld. Ook bij een verstandelijke beperking, autistisch spectrum stoornis, dementiële beelden en persoonlijkheidsstoornissen moet volgens het CBBS met een beperking op dit punt rekening worden gehouden. Bij een ernstige depressie kan de interactie met anderen totaal geblokkeerd raken. In zijn rapport van 14 september 2021 vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen reden is om eiseres te beperken voor het uiten van gevoelens in een werksituatie. De rechtbank kan dit volgen mede gelet op de toelichting in het CBBS ten aanzien van dit item. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom een beperking voor item 2.7 moet worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
2.9
samenwerken, 2.12.1 contact met klanten en 2.12.2 contact met patiënten
12. Eiseres heeft aangegeven dat zij door de verzekeringsarts sterk beperkt is geacht op item 2.8 omgaan met conflicten. Zij meent dat zij daarom ook beperkt moet worden geacht op items 2.9 (samenwerken), 2.12.1 (contact met klanten) en 2.12.2 (contact met patiënten).
13. De rechtbank overweegt dat indien sprake is van een beperking in de FML op het item omgaan met conflicten, er door de arbeidsdeskundige geen functies zullen worden geselecteerd met een bijzondere belasting ten aanzien van het omgaan met conflicten. Bij de beoordeling van de punten 2.9, 2.12.1 en 2.12.2 neemt de verzekeringsarts in die situatie mee dat er al een beperking op omgaan met conflicten is gegeven. Voor het automatisch aannemen van beperkingen op 2.9, 2.12.1 en 2.12.2 als er een beperking op omgaan met conflicten aanwezig is bestaat geen grond. In tegendeel, de verzekeringsarts moet deze aparte punten ook los van elkaar beoordelen. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 14 september 2021 volgen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de klachten van eiseres niet van dien aard dat eiseres echt beperkt is voor samenwerken. Heel intensief moeten overleggen met een groep mensen is niet goed mogelijk, maar dit is een eis die boven de normwaarde uitkomt. In een normale taak acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres voldoende in staat om samen te werken. Hetzelfde geldt voor het contact met klanten en patiënten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiseres niet beperkt in het contact met klanten en patiënten. Maar heel intensief contact met klanten en patiënten kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel erg belastend zijn voor eiseres. In de geduide functies is echter geen sprake van intensieve contacten met klanten of patiënten. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom een beperking voor items 2.9, 2.12.1 en 2.12.2 moet worden aangenomen De beroepsgrond slaagt niet.
Urenbeperking
14. Eiseres voert ook aan dat een urenbeperking aangenomen moet worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 juli 2021 toegelicht dat er geen reden is voor het aannemen van urenbeperking conform de standaard ‘‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’’. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er is geen sprake van een aanzienlijke energetische beperking of een duidelijk verhoogde rustbehoefte. Ook uit preventieve overwegingen is een urenbeperking volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aangewezen. In zijn rapport van 14 september 2021 vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat ten tijde van de datum in geding eiseres nog geen intensieve behandeling had, waardoor er geen reden is voor een urenbeperking vanwege verminderde beschikbaarheid. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom een urenbeperking moet worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Traumabehandeling I-Psy
15. Eiseres voert verder aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de traumabehandeling die zij op 17 februari 2021 is gestart bij I-Psy. De brief van I-Psy van 19 april 2021 gericht aan de huisarts, dateert na de datum in geding, maar de doorverwijzing door POH GGZ heeft in december 2020 plaatsgevonden en de intake heeft op 3 maart 2021 plaatsgevonden, aldus eiseres.
16. Naar het oordeel van de rechtbank hebben zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de traumabehandeling van eiseres bij I-Psy. In het rapport van de primaire verzekeringsarts van 8 februari 2021 en in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2021 is vermeld dat eiseres op 17 februari 2021 bij I-Psy kon starten. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 oktober 2021 is toegelicht dat rekening is gehouden met de klachten van eiseres als gevolg van angst/PTSS en depressieve klachten. Het gaat daarbij om slaapproblemen, piekeren, vermijding, prikkelbaarheid, schrikachtigheid en anhedonie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er op grond van de meer algemene aanduiding van de klachten en eerdere medische informatie wel rekening gehouden met deze klachten omdat dit kenmerken zijn van depressieve klachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er bij eiseres sprake van een geleidelijke overgang van aanpassingsstoornis naar depressie. De indicaties leiden volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot dezelfde beperkingen. De rechtbank kan ook deze toelichting volgen.
In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.

Conclusie

17. Omdat de beroepsgronden van eiseres geen van alle slagen krijgt zij geen gelijk in de zaak. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 23 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3233.