ECLI:NL:RBMNE:2022:1199

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
21/1472
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres na medische en arbeidskundige beoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.J.T. Hoksbergen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. C.W.P. van den Berg. Eiseres had zich op 30 mei 2019 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 6 juli 2020, omdat eiseres volgens hen in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv de gelegenheid te geven een toelichting te geven op de medische beoordeling. Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen waren onderschat, met name met betrekking tot het werken met een computer en andere fysieke activiteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beoordeling voldoende had gemotiveerd en dat de door eiseres aangedragen beperkingen niet waren onderbouwd met nieuwe medische stukken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidskundige beoordeling van het Uwv correct was en dat de functies die aan eiseres waren toegewezen, in overeenstemming waren met haar belastbaarheid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. L.J.T. Hoksbergen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Inleiding

1. Eiseres werkte voor gemiddeld 39,77 uur als medewerker bediening bij [bedrijf] . Eiseres heeft zich op 30 mei 2019 ziekgemeld. In het kader van de zogenoemde Eerstejaars Ziektewet (hierna: ZW) beoordeling heeft medisch onderzoek door het Uwv plaatsgevonden.
2. Met het besluit van 5 juni 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 6 juli 2020 geen ZW-uitkering meer ontvangt omdat eisers op
28 mei 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Bij besluit van 8 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een
verweerschrift ingediend. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op
29 oktober 2021. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Het Uwv heeft zich
laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting van 29 oktober 2021 geschorst om
de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv in de gelegenheid te stellen een gemotiveerde toelichting te geven waarom ten aanzien van de rubriek 4.22 (knielen of hurken) van de functionele mogelijkhedenlijst (hierna: FML) geen beperking is opgenomen en ten aanzien van rubrieken 4.22 (knielen of hurken) en 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn) op welke manier grondbereik mogelijk is zonder te knielen en te hurken.
5. Het Uwv heeft hiervan gebruikt gemaakt bij zijn brief van 10 november 2021 en een aanvullende rapportage van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 november 2021 toegezonden. Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek op 12 januari 2022 gesloten.

Geschil en beoordelingskader

6. Deze zaak gaat over het beëindigen van de ZW-uitkering van eiseres. Volgens het Uwv is de uitkering terecht beëindigd. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.
7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

De beoordeling

Medische beoordeling
8. Eiseres voert aan dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Zij ervaart problemen met werken met een computer. Zij kan maximaal een minuut typen en alleen met haar wijsvinger is typen mogelijk. Eiseres kan niet typen zonder pijn en daardoor is het niet mogelijk om binnen vier uur twee uur te werken met een toetsenbord. Eiseres is ook beperkt wat betreft buigen, lopen, traplopen, hurken, knielen en zij kan maximaal een halve dag werken. Op grond hiervan heeft de bezwaarverzekeringsarts haar beperkingen onderschat ten aanzien van de rubrieken 4.5 (toetsenbord bedienen en muis hanteren), 4.6 (werken met toetsenbord en muis), 4.10 (buigen), 4.18 (lopen), 4.20 (trappenlopen), 4.22 (knielen of hurken), 5.3 (staan) en 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn) van de FML.
9. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 22 februari 2021 en de aanvullende rapportage in beroep van 10 november 2021 duidelijk heeft uitgelegd hoe hij tot zijn beoordeling is gekomen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Rubrieken 4.5 (toetsenbord bedienen en muis hanteren) en 4.6 (werken met toetsenbord en muis)
10. Volgens het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 februari 2021 is om een duidelijker beeld te krijgen van de handproblematiek in de bezwaarfase een aanvullend medisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit volgt dat de kracht en de functionaliteit intact is maar dat de rechter duim van eiseres wel een neiging heeft tot opponeren en flecteren. De handgrepen en knijpkracht zijn niet beperkt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is werken met een muis niet beperkt en is werken met een toetsenbord beperkt tot maximaal twee uur per dag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres, evenals de primaire arts, beperkt geacht voor het toetsenbord bedienen en muis hanteren (rubriek 4.5) en aangegeven dat zij dit niet langdurig en maximaal tien minuten achtereen mag doen en er geen hoge eisen aan de typevaardigheid mogen worden gesteld. Eiseres is ook licht beperkt geacht voor werken met toetsenbord en muis (rubriek 4.6), zij kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) een toetsenbord bedienen en een muis hanteren. Zij kan maximaal twee uur per dag typen. Volgens de verzekeringsarts is het muisgebruik met de linker hand niet beperkt en kan zij met links langer typen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom de door eiseres aangedragen beperkingen niet zijn overgenomen en waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat eiseres haar standpunt niet met nieuwe medische stukken heeft onderbouwd.
Rubriek 4.10 (buigen)
11. In zijn aanvullende rapportage in beroep van 10 november 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat eiseres geen beperking heeft aan de rug. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de bezwaarfase ook door eiseres onderkend. Dit is de reden waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperking in de FML heeft opgenomen voor buigen (rubriek 4.10). Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij beperkt moet worden geacht voor wat betreft buigen. Daarom ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Rubrieken 4.18 (lopen), 4.20 (traplopen) en 5.3 (staan)
12. De primaire arts heeft eiseres volgens zijn rapport van 8 mei 2020 beperkt geacht voor langdurig achtereen staan tijdens het werk (rubriek 5.4), lopen (rubriek 4.18) en traplopen (rubriek 4.20). De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapport van
22 februari 2021 aan dat deze beperkingen gevolgd kunnen worden en heeft eiseres aanvullend beperkt geacht voor staan (rubriek 5.3) omdat de knie niet overmatig belast kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de artsen voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. De rechtbank overweegt overigens dat traplopen geen kenmerkende belasting is in de geduide functies. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij verdergaand beperkt moet worden geacht voor wat betreft lopen en staan. Daarom ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Rubrieken 4.22 (knielen of hurken) en 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn)
13. De primaire arts heeft eiseres blijkens zijn rapport van 8 mei 2020 en de FML van
8 mei 2020 niet beperk geacht op het onderdeel knielen en hurken (rubriek 4.22) en wel beperkt geacht op geknield en gehurkt actief zijn (rubriek 5.5). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 22 februari 2021 aangegeven dat een toelichting in de FML zal worden opgenomen omdat eiseres heeft aangegeven dat zij niet knielend de grond kan bereiken. Deze toelichting houdt voor rubriek 4.22 in dat knielen en hurken niet goed mogelijk is en eiseres wel grondbereik heeft. Voor rubriek 5.5 (geknield en gehurkt actief zijn) houdt de toelichting in dat eiseres grondbereik heeft, echter niet via knielen of hurken. Rubriek 4.22 (knielen of hurken) is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgens als normaal beoordeeld. In zijn aanvullende rapportage in beroep van 10 november 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit nader toegelicht.
14. Het uitgangspunt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat eiseres niet kan hurken en knielen. Dat rubriek 4.22 (knielen of hurken) toch als normaal is beoordeeld, heeft een systeemtechnische reden. Als deze rubriek zou worden beperkt, zou ongeveer twee derde van het functiebestand worden verworpen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt dit ondervangen door de beperkende toelichting in de FML waardoor er bij elke functiebelasting ten aanzien van knielen of hurken een signalering volgt voor de arbeidsdeskundige. Omdat eiseres geen beperking heeft aan de rug is er wel grondbereik mogelijk door te buigen met de rug. De arbeidsdeskundige kan op deze manier met de signalering overwegen of grondbereik via het buigen vanuit de rug kan plaatsvinden en of dit – het niet kunnen hurken of knielen – kan compenseren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de samenhang tussen rubriek 4.22 (knielen of hurken) en rubriek 5.5 (geknield en gehurkt actief zijn) consistent. Bij rubriek 5.5 (geknield en gehurkt actief zijn) is een verruimde toelichting gegeven omdat er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen systeemtechnische zaken meespelen. De toelichting sluit aan bij de mogelijkheid van eiseres om ondanks haar onvermogen om te hurken en te knielen wel grondbereik heeft door te buigen vanuit de rug.
15. De rechtbank kan deze aanvullende toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat eiseres haar standpunt niet met nieuwe medische stukken heeft onderbouwd.
Arbeidskundige beoordeling
16. Eiseres betwist de juistheid van de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit omdat in de geduide functies werken met muis en toetsenbord voorkomt en ook het hurken en knielen onderdeel uitmaakt van de functies. De rechtbank volgt eiseres hierin niet.
17. De rechtbank overweegt dat door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies van receptionist (315120), baliemedewerker service en informatie (315150) en telefonisch verkoper outbound (315173) zijn geduid. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de FML van 23 februari 2021 juist zijn. De rechtbank twijfelt daarom ook niet aan de arbeidskundige beoordeling. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het resultaat functiebeoordeling van 5 maart 2021 voldoende heeft gemotiveerd dat de drie geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat knielen en hurken geen kenmerkende belasting is voor de functies van receptionist (315120) en telefonisch verkoper outbound (315173).

Conclusie

18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 2 maat 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.