ECLI:NL:RBMNE:2022:1228

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 3779
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag parkeervergunning en plaatsing op wachtlijst; beoordeling van gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaats], een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning voor autodelers bij de gemeente Utrecht. Op 21 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders haar naam op de wachtlijst geplaatst voor de uitgifte van een tweede bewonersvergunning, omdat er meer aanvragen waren dan beschikbare vergunningen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 29 juli 2021, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 8 december 2021 behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente terecht heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een eerste parkeervergunning, omdat haar adres op de Adressenlijst staat, die aangeeft dat daar geen vergunningen kunnen worden verleend. Eiseres betoogde dat zij geen eigen parkeerplek heeft en daarom recht heeft op een eerste vergunning, maar de rechtbank stelt vast dat er een gezamenlijke parkeervoorziening is, wat betekent dat de gemeente de aanvraag als een aanvraag voor een tweede vergunning heeft behandeld.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, omdat andere bewoners met een eigen parkeerplek wel een eerste vergunning hebben gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar situatie vergelijkbaar is met die van andere bewoners. Daarnaast heeft eiseres een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de wijkberichten van de gemeente geen toezeggingen bevatten die eiseres in haar situatie zou kunnen helpen. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de plaatsing op de wachtlijst niet onevenredig is, omdat de belangen van de gemeente bij een eerlijke verdeling van parkeerruimte zwaarder wegen dan de belangen van eiseres. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Akkersdijk).

Procesverloop

In het besluit van 21 april 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de naam van eiseres per 1 april 2021 op de wachtlijst geplaatst voor de uitgifte van een 2e bewonersvergunning voor autodelers in rayon [rayon] (rayon).
In het besluit van 29 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Op 18 maart 2021 hebben eiseres en [A] een parkeervergunning voor autodelers bij verweerder aangevraagd. Eiseres heeft de aanvraag ingediend voor het adres [adres] in het rayon.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit de naam van eiseres per 1 april 2021 op de wachtlijst geplaatst voor de uitgifte van een 2e bewonersvergunning voor autodelers in het rayon. Verweerder heeft dit besluit in het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder stelt dat eiseres in beginsel niet in aanmerking komt voor een parkeervergunning, omdat het adres waarvoor eiseres een aanvraag heeft ingediend op de Adressenlijst uitsluiting parkeervergunningen (Adressenlijst) staat. Verweerder heeft op grond van een overgangsregeling de aanvraag van eiseres om een parkeervergunning aangemerkt als een aanvraag om een tweede parkeervergunning. Verweerder heeft eiseres op een wachtlijst geplaatst, omdat in het rayon meer parkeervergunningen zijn aangevraagd dan het vastgestelde uitgiftequotom.
Eerste parkeervergunning
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiseres heeft verweerder haar naam ten onrechte op de wachtlijst geplaatst voor een tweede bewonersvergunning voor autodelers. Eiseres meent dat zij in aanmerking moet komen voor een eerste bewonersvergunning, omdat zij geen eigen parkeerplek heeft in de ondergrondse parkeergarage van het appartementencomplex.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een eerste parkeervergunning. Verweerder heeft toegelicht dat de vraag naar parkeervergunningen de afgelopen jaren sterk is gestegen. Toen deze vraag groter bleek dan het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de verschillende gebieden in de gemeente zijn nadere regels ontwikkeld om bij de toekenning van parkeervergunningen te komen tot een zo eerlijk mogelijke verdeling van de schaarse beschikbare plaatsen. In dat kader is de ‘Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2014’ vastgesteld en daarop gebaseerde regels. Verweerder kan op grond van de Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen gemeente Utrecht (Nadere regel) adressen aanwijzen waar bewoners of bedrijven niet in aanmerking komen voor een eerste of volgende parkeervergunning. Verweerder kan deze adressen plaatsen op de Adressenlijst als bij deze adressen een gezamenlijke parkeervoorziening is gerealiseerd op eigen terrein. [1] Omdat op het adres [adres] oneven een gezamenlijke parkeervoorziening op eigen terrein is gerealiseerd, heeft verweerder dit adres op de Adressenlijst geplaatst. [2] Dit betekent dus dat eiseres niet in aanmerking komt voor een eerste parkeervergunning. Het betoog van eiseres dat geen sprake is van een gezamenlijke parkeervoorziening, omdat zij niet beschikt over een eigen parkeerplek in de parkeergarage, maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft het begrip ‘gezamenlijke parkeervoorziening’ mogen opvatten als een parkeervoorziening waar bewoners van het appartementencomplex de mogelijkheid hebben om over een parkeerplek te beschikken. Dat eiseres destijds bij de aankoop van het appartement er niet voor heeft gekozen om een parkeerplek te kopen en gerekend heeft op een parkeerplek in de openbare ruimte is nu vervelend voor eiseres, maar moet voor haar eigen risico en rekening blijven.
Gelijkheidsbeginsel
5. Eiseres voert verder aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, omdat er andere bewoners binnen het rayon zijn die een eigen parkeerplek hebben en wel aanspraak maken op een eerste parkeervergunning. Eiseres verwijst naar adressen op de [adres] en de [adres] en een adres op de [adres] .
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, omdat niet is gebleken dat sprake is van vergelijkbare gevallen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een situatie binnen het rayon, waarbij een eerste parkeervergunning is verleend aan een bewoner van een complex, zoals bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de Nadere regel. Wat betreft de verwijzing naar de adressen op de [adres] , de [adres] en de [adres] , is niet gebleken dat de situatie van eiseres vergelijkbaar is met de situatie op die adressen.
Vertrouwensbeginsel
7. Eiseres doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Eiseres stelt dat zij rechten heeft kunnen ontlenen aan de wijkberichten van de gemeente rondom het stemmen voor/tegen betaald parkeren in het rayon. Eiseres is op basis van die wijkberichten ervan uit gegaan dat zij in aanmerking zou komen voor een eerste parkeervergunning. In de wijkberichten staat namelijk dat elk woonadres recht heeft op in elk geval één bewonersvergunning en dat adressen die beschikken over één of meerdere parkeerplaatsen in een gedeelde garage, een gedeeld parkeerterrein of eigen garage/oprit alleen een tweede parkeervergunning kunnen aanvragen. Eiseres stelt dat zij niet de beschikking heeft over een eigen parkeerplaats in de ondergrondse garage van het appartementencomplex en dat zij dus recht heeft op een eerste bewonersvergunning.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] moet voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen worden doorlopen. De eerste stap is dat de betrokkene aannemelijk moet maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De rechtbank is van oordeel dat de eerste stap niet wordt gehaald. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de wijkberichten algemene voorlichting inhouden en dat eiseres hier niet redelijkerwijs uit heeft mogen en kunnen afleiden hoe verweerder in haar concrete geval zijn bevoegdheid zou uitoefenen. [4] Toen eiseres op de hoogte raakte van de wijkberichten was de Nadere regeling reeds in werking getreden op grond waarvan, zoals in overweging 4 is geoordeeld, eiseres niet in aanmerking komt voor een eerste of een tweede parkeervergunning. Het lag op de weg van eiseres om naar aanleiding van de wijkberichten contact te zoeken met verweerder over of zij in aanmerking zou komen voor een parkeervergunning. Dat eiseres hierover met de gemeente contact op kon nemen, staat overigens ook in de wijkberichten. Het beroep slaagt niet.
Evenredigheidsbeginsel
9. Eiseres betoogt dat de plaatsing op de wachtlijst voor een tweede parkeervergunning in dit geval voor haar onevenredig is. Daartoe voert zij aan dat de kosten voor een tweede parkeervergunning hoger zijn dan de kosten voor een eerste parkeervergunning, dat zij lang moet wachten voordat zij in aanmerking komt voor een parkeervergunning en dat het rayon van de mede-aanvrager op circa 3,5 kilometer van het woonadres van eiseres ligt waardoor dat ook geen optie is om daar de auto te parkeren.
10. De rechtbank is van oordeel dat dit betoog van eiseres niet slaagt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit tot gevolgen leidt die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen. Dat de kosten van een tweede parkeervergunning hoger zijn dan voor een eerste parkeervergunning, dat zij moet wachten op een parkeervergunning en dat het rayon van de mede-aanvrager niet in de buurt is, geldt evengoed voor andere bewoners die niet beschikken over een parkeerplaats in een gezamenlijke parkeervoorziening. De belangen van eiseres bij het direct toekennen aan haar van een parkeervergunning wegen niet zwaarder dan het belang van verweerder van een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Dat is vervelend voor eiseres maar dat maakt niet dat het bestreden besluit onevenredig uitpakt voor haar.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6, vierde lid, van de Nadere regel.
2.Overzicht C van de Adressenlijst.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 29 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2180).
4.Zie in dit verband de uitspraak van de ABRvS van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694).