ECLI:NL:RBMNE:2022:1283
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor eigen werk in het kader van de Ziektewet na beëindiging van de uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die als hoofd taxatie bij een bank werkte, had zich op 15 oktober 2019 ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv beëindigde deze uitkering per 9 september 2020, wat door eiser werd bestreden. Eiser stelde dat de medische beoordeling onjuist was en dat hij niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van een mondelinge uitspraak en heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat eiser per 9 september 2020 geschikt was voor zijn eigen werk, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had geen medische informatie overgelegd die de rechtbank deed twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De rechtbank wees partijen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.