ECLI:NL:RBMNE:2022:1338
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Emmeloord
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Emmeloord. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de woning vastgesteld op € 181.000,- per 1 januari 2020, waartegen de eiser, eigenaar van de woning, bezwaar had gemaakt en een lagere waarde van € 165.000,- bepleitte. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 24 februari 2022, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door P.J.T. Loijen en de verweerder door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar aannemelijk moest maken dat de WOZ-waarde niet hoger was vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. Dit diende te gebeuren aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening gehouden moest worden met de verschillen tussen de woning en referentiewoningen. De rechtbank concludeerde dat de taxatiematrix die door de verweerder was ingediend, voldoende inzicht bood in de waardeverhouding, ondanks dat er geen correctiepercentages of KOUDVL-factoren waren gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat de onderbouwing door de verweerder adequaat was.
De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser, waaronder de stelling dat de referentiewoning niet bruikbaar was omdat deze niet op de openbare markt was verkocht. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning voldoende was onderbouwd, ook zonder de referentiewoning die door de eiser was betwist. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.