Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
Procesverloop
Overwegingen
824 m².
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning aan de [adres 1] in Emmeloord. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had de waarde voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 637.000,-, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en stelde een lagere waarde van € 580.000,- voor. In de uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2021 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 behandeld tijdens een online zitting. Eiser werd vertegenwoordigd door P.J.T. Loijen, terwijl de heffingsambtenaar werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat er een informatieachterstand was ontstaan, omdat de heffingsambtenaar geen inzicht had gegeven in de gehanteerde indexeringspercentages en de onderbouwing daarvan. Dit was in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ.
De rechtbank concludeerde dat het beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak op bezwaar. De WOZ-waarde werd vastgesteld op € 625.000,-. De rechtbank bepaalde ook dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde hem in de proceskosten van eiser, die op € 1.748,26 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.