In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Loosdrecht. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde WOZ-waarde van € 481.000,- voor het belastingjaar 2021, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 350.000,-. De rechtbank heeft het beroep behandeld tijdens een online zitting op 24 februari 2022, waarbij eiser aanwezig was, maar de verweerder niet. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank heeft de waarde schattenderwijs vastgesteld op € 463.000,- en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier.