ECLI:NL:RBMNE:2022:1486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
UTR_21_3367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-aanvraag en herziening van eerdere besluiten inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een Wajong-aanvraag. Eiser, geboren in 1964, had in 2008 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid op zijn 17e verjaardag. Eiser heeft in de loop der jaren meerdere aanvragen gedaan, maar het Uwv bleef bij de eerdere afwijzing, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had gemotiveerd dat er geen sprake was van nieuwe feiten die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag op 22 april 2009 terecht was en dat er geen aanleiding was om terug te komen op deze beslissing. Eiser had niet aangetoond dat hij gedurende de relevante periodes arbeidsongeschikt was, en de rechtbank volgde de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen duidelijke eerste ziektedag kon worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende medische informatie en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3367

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.J. Joosten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv
), verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Procesverloop

Met het besluit van 15 januari 2021 (primair besluit) is het Uwv gebleven bij het besluit van 22 april 2009, waarbij het Uwv een aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) heeft afgewezen.
Met het besluit van 29 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft daarna de gronden aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is verschenen [A] , de broer van eiser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1964. Hij is in 1982 18 jaar geworden.
1.2.
In december 2008 heeft eiser een Wajong-uitkering aangevraagd. Volgens de verzekeringsarts was ten tijde van het medisch onderzoek duidelijk sprake van ernstige psychopathologie bij eiser, maar waren er onvoldoende aanwijzingen om te stellen dat eiser op zijn 17e jaar al zodanige beperkingen had dat hij als arbeidsongeschikt te labelen was. Het Uwv heeft de aanvraag vervolgens met het besluit van 22 april 2009 afgewezen.
Het bezwaar dat eiser hiertegen heeft gemaakt is met het besluit van 26 augustus 2009 ongegrond verklaard. Eiser heeft niet willen meewerken en heeft geen machtiging voor het opvragen van medische informatie willen tekenen. Volgens het Uwv vond de bezwaarverzekeringsarts dat zonder oude medische gegevens een oordeel over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet goed te geven was en waren er aanwijzingen dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag lag in een voor de Wajong niet verzekerde periode.
1.3.
Met de brief van 11 november 2009 heeft een medewerker van de gemeente Utrecht namens eiser verzocht opnieuw te beoordelen of eiser in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering. Een verzekeringsarts heeft vervolgens informatie opgevraagd bij psychiater Van Houten. Er is, ook na tweemaal rappel aan eiser, geen informatie ontvangen. Met de brief van 18 november 2010 heeft het Uwv meegedeeld dat er vooralsnog geen wijziging is ten opzichte van het gestelde in het besluit van 26 augustus 2009.
1.4.
Op 7 januari 2015 heeft eiser weer een Wajong-uitkering aangevraagd. Volgens de verzekeringsarts was er onvoldoende medisch objectiveerbare informatie beschikbaar waaruit bleek dat op de 18e verjaardag van eiser of rond het staken van de studie sprake was van beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Met het besluit van 17 februari 2015 heeft verweerder daarom deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft hier bezwaar tegen ingediend. Dit is met het besluit van 29 mei 2015 ongegrond verklaard.
1.5.
Op 1 december 2020 heeft eiser een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen op grond van de Wajong 2015 ingediend, omdat hij een Wajong-uitkering wilde ontvangen. Met het primaire besluit heeft het Uwv meegedeeld dat de aanvraag wordt gezien als een verzoek om een andere beslissing te nemen op de eerdere aanvraag. Het Uwv is bij de eerdere beslissing van 22 april 2009 gebleven, omdat de verzekeringsarts op 13 januari 2021 heeft gerapporteerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de voorgaande Wajong-beoordeling te herzien.
1.6.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 24 juni 2021 gerapporteerd dat er geen aanleiding is om terug te komen op de beslissing van 22 april 2009 en dat er ook geen reden is om die beslissing naar de toekomst te herzien. Vervolgens heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Het Uwv heeft de aanvraag van eiser als volgt opgevat en beoordeeld:
- Een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van 22 april 2009. Volgens het Uwv zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan het Uwv moet terugkomen van het besluit van 22 april 2009.
- Een verzoek om voor de toekomst terug te komen van het eerdere besluit van
22 april 2009. Volgens het Uwv moet het besluit van 22 april 2009 niet als onjuist worden beschouwd.
Het Uwv heeft daarom bepaald dat het bezwaar ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
De rechtbank zal het beoordelingskader en de verzoeken achtereenvolgens bespreken.
Het beoordelingskader
3.1.
Omdat eiser is geboren in 1964 moet de beoordeling van zijn aanspraken plaatsvinden aan de hand van het bepaalde in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Zoals is uiteengezet in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 april 2015 [1] maakt het niet uit dat de aanvraag op of na 1 januari 2010 is ingediend.
3.2.
Artikel 5, eerste lid, van de AAW, zoals deze bepaling per 1 januari 1993 luidde, bepaalt dat geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is hij die ten gevolge van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
3.3.
Artikel 6, eerste lid, van de AAW, zoals deze bepaling per 1 januari 1993 luidde, bepaalt dat recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft:
a. de verzekerde van 17 jaar of ouder die arbeidsongeschikt wordt indien hij in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, inkomen heeft verworven uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven;
b. de verzekerde, die op de dag, waarop hij 17 jaar wordt, arbeidsongeschikt is;
zodra hij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest, indien hij na afloop van deze periode nog arbeidsongeschikt is.
Op grond van het derde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur groepen van verzekerden worden aangewezen die niet aan een feitelijke inkomenstoets worden onderworpen. In het KB van 28 april 1980, Stb. 263, wordt onder meer de volgende categorie van personen genoemd: studenten.
Het zesde lid van artikel 6 bepaalt dat voor de toepassing van het bepaalde in de vorige leden wordt niet als arbeidsongeschikt beschouwd degene, die minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
4. De verzekeringsartsen hebben op grond van de AAW moeten toetsen:
  • of de medische situatie van eiser op zijn 17e verjaardag en op zijn 18e verjaardag zodanig was dat hij minimaal 25% arbeidsongeschikt moest worden beschouwd;
  • of eiser ten tijde van het staken van zijn studie meer dan 25% arbeidsongeschikt was.
Het verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van 22 april 2009
5. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 december 2016 [2] volgt dat de rechtbank toetst aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
Overwegingen verzekeringsarts bezwaar en beroep
6.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er bij de herhaalde Wajong-aanvraag geen sprake is van nova. Er is een andere diagnose gesteld voor dezelfde en reeds onderkende problematiek (autistische stoornis in plaats van schizofrenie). Dit is wel een nieuw feit maar dit leidt niet tot een andere inhoudelijke weging van de problematiek of herziening van het oordeel. Het gaat immers om hetzelfde medische feitencomplex dat in de loop der tijd een ander label heeft gekregen. Er veel overlap tussen de twee diagnoses. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij opgemerkt dat de primaire verzekeringsarts bij de Wajong-beoordeling in 2009 ook al aan een ASS beeld met bijkomende persoonlijkheidsstoornis dacht in plaats van schizofrenie.
6.2.
De informatie die eiser heeft overgelegd bevat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe medische informatie die ten tijde van de beoordeling in 2009 niet bekend was en niet eerder overgelegd had kunnen worden. De inhoud van het rapport waaruit blijkt dat eiser in 1990 wegens S5 is afgekeurd, was immers al bekend. Dit rapport had ook bij de Wajong-aanvraag in 2009 kunnen worden overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zodat er geen aanleiding is om terug te komen van het besluit van 22 april 2009. De informatie over de afkeuring voor militaire dienst (wegens S5) was al in 2009 bekend. De diagnose autistische stoornis in plaats van schizofrenie is wel een nieuw feit, maar leidt ook niet tot herziening. Het is vaste rechtspraak van de CRvB [3] dat niet de diagnose bepalend is voor de vraag of een betrokkene al dan niet arbeidsongeschikt is, maar diens beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum (dan wel periode) in geding. Eiser (en zijn broer) hebben op de zitting erkend dat er wat betreft klachten veel overlap is tussen de diagnoses autistische stoornis en schizofrenie. De rechtbank begrijpt de moeilijke bewijsrechtelijke positie van eiser doordat zijn psychische problematiek pas na de beoordelingsmomenten is onderkend.
Verzoek om voor de toekomst terug te komen van de eerdere beslissing van 22 april 2009
Overwegingen verzekeringsarts bezwaar en beroep
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft getoetst of er sprake was van een onjuist oordeel in 2009. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is in 2009 terecht geoordeeld dat er geen duidelijke eerste ziektedag was vast te stellen in voor de Wajong verzekerde periodes. Er was destijds geen evident onjuist oordeel door geen belastbaarheid op te stellen per einde wachttijd Wajong op één van de twee mogelijke tijdstippen:
  • vanaf zijn 17e verjaardag is bij eiser geen sprake geweest van een onafgebroken periode van arbeidsongeschiktheid van 52 weken tot aan zijn 18e verjaardag. Hij heeft in die periode havo-onderwijs gevolgd waarvoor hij het diploma heeft behaald. Door het ontbreken van nadere medische informatie uit die tijd en gezien zijn niveau van functioneren kan er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag worden vastgesteld op zijn 17e verjaardag en is de wachttijd niet volgemaakt;
  • in de periode 1983-1988 of tot 1989 studeerde eiser aan de HTS. Door het ontbreken van nadere medische informatie uit die tijd kan er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag worden vastgesteld in de studietijd. Ook is er geen aaneengesloten periode van 52 weken aansluitend op een eerste arbeidsongeschiktheidsdag tijdens de studietijd vast te stellen. omdat er geen wachttijd is volgemaakt, is er vanuit die tijd ook onvoldoende medische informatie beschikbaar op basis waarvan een onderbouwd oordeel over zijn beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid kan worden gegeven.
Oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook volgen in de motivering dat met de afwijzing van de Wajong-aanvraag op 22 april 2009 geen sprake was van een onjuist besluit, zodat er ook geen aanleiding is voor een herziening voor de toekomst.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 13 april 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.ECLI:NL:CRVB:2016:4872, rechtsoverweging 4.3.3..
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2739.