ECLI:NL:RBMNE:2022:1502
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verzoeker had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten, nadat hij in beroep was gegaan tegen het uitblijven van een besluit door verweerder. Verweerder had uiteindelijk op 20 juli 2021 een besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep had ingetrokken en om proceskostenvergoeding vroeg.
De rechtbank overwoog dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verzoeker had echter niet kunnen aantonen dat de rechtsbijstand die hij had ontvangen beroepsmatig was verleend. Verweerder had aangegeven dat er geen inschrijving van het adviesbureau van de gemachtigde van verzoeker in het handelsregister was, wat volgens verweerder betekende dat er geen sprake was van beroepsmatige bijstand.
De rechtbank heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt nader te onderbouwen, maar verzoeker heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van beroepsmatige bijstand en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Wel werd vastgesteld dat verzoeker recht had op terugbetaling van het griffierecht, omdat verweerder aan het beroep was tegemoetgekomen.
De uitspraak werd gedaan door rechter M. Eversteijn en griffier J. Fagel, en is openbaar uitgesproken op 20 april 2022. Verzoeker heeft de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.