ECLI:NL:RBMNE:2022:1515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
9714496 MV EXPL 22-39 PM/45352
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering in kort geding tegen huurders na sluiting door burgemeester

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stichting Woningcorporatie Het Gooi en omwonenden, hierna aangeduid als [gedaagde sub 1] c.s. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. T. de Nijs, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. op basis van een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, die volgens hen was gerechtvaardigd door de sluiting van de woning door de burgemeester op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. C.P. Visser, voerden verweer en stelden dat de sluiting onterecht was en dat er geen sprake was van ernstige overlast.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was om de ontruiming toe te wijzen. De rechter stelde vast dat de sluiting van de woning door de burgemeester nog niet onherroepelijk was en dat de vordering tot ontbinding in de bodemprocedure niet aannemelijk was. De voorzieningenrechter vond dat het belang van de huurders om in de woning te blijven zwaarder woog dan het belang van de verhuurder om de woning te ontruimen. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde ernstige en structurele overlast door de huurders, en dat de meldingen van omwonenden niet concreet genoeg waren om de vordering te onderbouwen.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vordering van Het Gooi af en veroordeelde hen in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen in kort geding procedures, vooral wanneer het gaat om de woonruimte van huurders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9714496 MV EXPL 22-39 PM/45352
Kort geding vonnis van 22 april 2022
inzake
de stichting
STICHTING WONINGCORPORATIE HET GOOI EN OMSTREKEN,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen Het Gooi
eisende partij,
gemachtigde: mr. T. de Nijs,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C.P. Visser.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de akte van eiser met een productie;
  • de pleitnota van mr. C.P. Visser.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 april 2022. Beide partijen waren daarbij aanwezig, vergezeld door hun gemachtigde.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. huurt van Het Gooi de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning).
2.2.
In de nacht van 24 op 25 november 2021 is de woning meerdere keren beschoten. De burgemeester heeft de woning in verband met de beschieting voor twee weken gesloten. Vervolgens heeft de burgemeester op 9 december 2021 besloten de woning voor zes maanden sluiten. [gedaagde sub 1] c.s. heeft tegen deze besluiten van de burgemeester bezwaar gemaakt en beroep ingesteld met een verzoek om een voorlopige voorziening.
2.3.
Op 5 april 2022 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen over de sluiting van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. door de burgemeester. Daarin is geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 174a van de Gemeentewet. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester daarom niet in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet te sluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van [gedaagde sub 1] c.s. toe en treft als voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 9 december 2021 wordt geschorst tot de uitspraak van op het beroep. De voorzieningenrechter concludeert dat er op dit moment geen grondslag meer is voor de sluiting van de woning en dat [gedaagde sub 1] c.s. dus terug naar huis kan.
2.4.
Sindsdien woont [gedaagde sub 1] c.s. weer in de woning.

3.Het geschil

3.1.
Het Gooi vordert - samengevat - in deze procedure veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. om de woning te ontruimen. Het Gooi legt primair aan de vordering ten grondslag dat de overeenkomst op grond van artikel 7:231 Burgerlijk Wetboek (BW) buitengerechtelijk is ontbonden in verband met de sluiting door de burgemeester op grond van de Gemeentewet.
3.2.
Het Gooi voert subsidiair als grondslag aan dat de tekortkomingen van [gedaagde sub 1] c.s. de ontbinding van de huurovereenkomst, en daarop vooruitlopend de ontruiming, rechtvaardigen. Het Gooi stelt dat [gedaagde sub 1] c.s. zich niet als goed huurder heeft gedragen. Volgens Het Gooi houden gezinsleden van [gedaagde sub 1] c.s. zich bezig met criminele activiteiten en is de beschieting van de woning daarvan een gevolg. Het Gooi stelt dat het schietincident grote impact heeft op de buurt en dat omwonenden zich onveilig voelen. De buurt ervaart volgens Het Gooi al geruime tijd overlast van [gedaagde sub 1] c.s.. Daarnaast stelt Het Gooi dat [gedaagde sub 1] c.s. in strijd met de overeenkomst bedrijfsmatige activiteiten vanuit de woning verricht. Het gaat onder andere om het gebruik, de opslag en/of handel in lachgas, wat een (brand)gevaarlijke situatie meebrengt. Het Gooi wil voorkomen dat er nieuwe incidenten zullen volgen en Het Gooi wil een einde maken aan de overlast die door [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroorzaakt.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. voert gemotiveerd verweer. [gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat de grondslag aan de buitengerechtelijke ontbinding ontbreekt als de besluiten van de burgemeester in de bodemprocedure worden vernietigd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was de sluiting onterecht omdat niet aan de voorwaarden van artikel 174a van de Gemeentewet is voldaan. Het Gooi had daarom volgens Het Gooi geen gebruik mogen maken van de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist de tekortkomingen en betwist dat sprake is van overlast. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. zijn de meldingen onvoldoende concreet en geven de meldingen geen inzicht in het tijdstip, de plaats en de aard van de overlast. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet eerder dan na het schietincident van Het Gooi of van omwonenden vernomen dat er sprake was van overlast. Ook [gedaagde sub 1] c.s. is erg geschrokken van het schietincident en zegt daar op geen enkele wijze betrokken bij te zijn geweest.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding is een vordering slechts toewijsbaar indien eiser een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Volgens Het Gooi verblijft [gedaagde sub 1] c.s. vanwege de buitengerechtelijke ontbinding zonder recht of titel in de woning. In het beëindigen van die (gestelde) onrechtmatige situatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang gelegen.
4.2.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de vordering van Het Gooi in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorlopige voorziening zoals gevorderd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van Het Gooi niet kan slagen, en zal dat hieronder toelichten.
4.3.
Op dit moment staat nog niet onherroepelijk vast of de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet door de burgemeester gesloten mocht worden. Dat hangt af van de beslissing in de beroepsprocedure. Het is daarom nog de vraag of de buitengerechtelijke ontbinding (artikel 7:231 BW) in stand kan blijven.
4.4.
Volgens Het Gooi moet de civiele rechter uitgaan van de juistheid van het besluit van de burgemeester, zolang daarover in het bestuursrechtelijke geschil niet onherroepelijk anders is beslist. Het Gooi heeft op de zitting verwezen naar twee uitspraken waaruit dat blijkt (ECLI:NL:GHDHA:2017:3462 en ECLI:NL:GHDHA:2018:823).
In dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet zonder meer van de juistheid van het besluit kan worden uitgegaan, omdat in het vonnis van 5 april 2022 is overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 174a van de Gemeentewet en dat de voorzieningenrechter denkt dat het besluit op bezwaar in beroep geen stand zal houden.
Onder die omstandigheid kan er in deze procedure niet zonder meer van uit worden gegaan dat de sluiting van de woning door de burgemeester mocht plaatsvinden en dat Het Gooi de overeenkomst daarom buitengerechtelijk heeft mogen ontbinden.
4.5.
Het Gooi heeft subsidiair aan de vordering ten grondslag gelegd dat de tekortkomingen van [gedaagde sub 1] c.s. moeten leiden tot ontbinding en ontruiming. De voorzieningenrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat een vordering tot ontbinding in de bodemprocedure zal worden toegewezen. Er is daarom onvoldoende aanleiding om de ontruiming, vooruitlopend op de ontbinding, toe te wijzen. Dat zal hieronder worden toegelicht.
4.6.
Dat sprake is van ernstige en structurele overlast door [gedaagde sub 1] c.s., is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken. Hoewel de voorzieningenrechter uit de overlastmeldingen van omwonenden opmaakt dat zij overlast van [gedaagde sub 1] c.s. en het gezin ervaren, zijn de meldingen niet (althans onvoldoende) concreet. Zo blijkt uit de meldingen niet waar of wanneer er sprake was van overlast en ook niet wat [gedaagde sub 1] c.s. precies heeft gedaan. De meldingen hebben voor een groot deel betrekking op algemene ervaringen - zoals te hard rijden, te hard praten of geschreeuw diep in de nacht - en niet op specifieke gevallen. Sommige omwonenden schrijven dat zij zich onveilig voelen en dat het lijkt alsof er drugs vanuit de woning wordt gedeald. Enkel op basis van deze meldingen kan niet worden vastgesteld of de overlast wordt veroorzaakt door gedragingen van [gedaagde sub 1] c.s. Bovendien zijn de meldingen van na het schietincident en zijn er geen meldingen van daarvoor. Uit de meldingen waarin wordt beschreven dat de overlast ook voor het schietincident is ervaren, blijkt onvoldoende concreet op welke periode de meldingen betrekking hebben. Hoelang de overlast zich al voordoet, kan daarom niet worden vastgesteld. Dat betekent dat er op dit moment onvoldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat sprake is van ernstige en structurele overlast die door [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroorzaakt. Ook acht de voorzieningenrechter van belang dat [gedaagde sub 1] c.s. er nog niet van op de hoogte was dat omwonenden overlast van hen ervaren. Op de zitting is gebleken dat er tussen Het Gooi en [gedaagde sub 1] c.s. nog geen gesprekken hebben plaatsgevonden over de overlast. Hoewel niet aan Het Gooi kan worden verweten dat er voor het schietincident geen overlastmeldingen waren ontvangen, had het wel op haar weg gelegen om na de meldingen met [gedaagde sub 1] c.s. over de overlast in gesprek te gaan. [gedaagde sub 1] c.s. heeft op de zitting aangegeven open te staan voor een gesprek met Het Gooi over de overlastmeldingen.
4.7.
De tekortkoming ten aanzien van de bedrijfsmatige activiteiten, maakt het voorgaande niet anders. Het is niet toegestaan maar rechtvaardigt op dit moment niet de ontruiming van de woning. Het belang van [gedaagde sub 1] c.s. om in afwachting van de bodemprocedure in de woning te kunnen blijven wonen weegt zwaarder dan het belang van Het Gooi om de woning te ontruimen.
4.8.
Het Gooi zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. worden veroordeeld. De kosten van [gedaagde sub 1] c.s. worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beoordeling

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Het Gooi tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.W.P. Heijne, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.