14. In de eerste tussenuitspraak heeft de rechtbank – kort samengevat – overwogen dat het welstandsadvies van verweerder niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat verweerder in de beslissing op bezwaar niet volledig op het bezwaarschrift van eisers heeft beslist. Verweerder kan deze gebreken door (1) een nieuw welstandsadvies in het geding te brengen, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de zichtlijnen vanaf [adres] en aan de monumentale status van [adres] en (2) de door eisers in bezwaar aangevoerde belangen alsnog af te wegen in de ruimtelijke beoordeling. De overige gronden van eisers slagen niet.
Tweede tussenuitspraak
14. In de tweede tussenuitspraak heeft de rechtbank – kort samengevat – overwogen dat verweerder het gebrek ten aanzien van de ontbrekende belangenafweging in bezwaar heeft hersteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt mocht stellen dat de belangen van eisers zich niet verzetten tegen het verlenen van de omgevingsvergunning. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het gebrek ten aanzien van het onzorgvuldige welstandsadvies niet is hersteld omdat verweerder onvoldoende aandacht heeft besteed aan de mogelijke invloed van het bouwplan op het monument aan [adres] . Verweerder krijgt opnieuw de gelegenheid om het gebrek te herstellen door een nieuw welstandsadvies in te brengen waarin expliciet aandacht wordt besteed aan de vraag of het bouwplan invloed heeft op de monumentale waarde van het monument aan de Dalweg 23. Voor zover de behandeling van het bouwplan bij de CWM niet openbaar heeft plaatsgevonden, wordt dit gebrek gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Einduitspraak
14. De rechtbank is van oordeel dat het gebrek nog steeds niet is hersteld. Dat wordt door verweerder ook erkend in de schriftelijke reactie. Verder is de rechtbank van oordeel dat het nieuwe welstandsadvies – waarin geconcludeerd wordt dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand – van de CWM zorgvuldig tot stand is gekomen. Dat betekent dat er sprake is van een weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning, ondanks de strijd met de redelijke eisen van welstand, niettemin verleend moet worden. In de nieuw te nemen beslissing op bezwaar zal verweerder alsnog moeten motiveren of en waarom verweerder gebruik maakt van zijn bevoegdheid van artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo om de omgevingsvergunning, ondanks het negatieve advies, alsnog te verlenen. Als verweerder tot de conclusie komt dat daarvoor geen aanleiding bestaat, dient verweerder de gevraagde vergunning alsnog te weigeren.
Eindconclusie
14. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Gelet op overweging 13 bestaat er geen aanleiding voor de rechtbank om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak en de tussenuitspraken overwogen. Verweerder krijgt daar acht weken de tijd voor na verzending van deze uitspraak.
14. Omdat het beroep gegrond is, zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten bedragen € 3.703,- en bestaan uit deskundigenkosten vanwege het inroepen van ir. B. Knuijt. Verweerder moet deze proceskosten aan eisers vergoeden. Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.