Overwegingen
1. De woning is in 1850 gebouwd en bestaat uit een vrijstaand
hoofdgebouwmet een oppervlak van 103 m2, een dakkapel, een carport, drie vrijstaande bergingen/schuren met oppervlakten van 36 m2, 60 m2 en 51 m2, een hobbykas met een oppervlakte van 900 m2, een overkapping met een oppervlakte van 6 m2, een paardenstal (boxen) met een oppervlakte van 80 m2, een veldschuur met een oppervlakte van 250 m2 en ruim 2,5 ha. grond.
Geschil en standpunten van partijen
2. In geschil is of de vastgestelde waarde van de woning van € 629.000,- te hoog is.
3. Eiser stelt zich op het standpunt
1e. dat de vastgestelde waarde te hoog is;
2e. dat de waarde van de woning op de waardepeildatum niet hoger is dan € 600.000,-.
4. In het beroepschrift heeft de gemachtigde van eiser ter onderbouwing van zijn eerste standpunt – samengevat– aangevoerd dat verweerder bij de bepaling van de waarde van de woning onvoldoende rekening heeft gehouden met:
– de gedateerde voorzieningen in de woning;
– de matige staat van onderhoud van de woning;
– de matige isolatie van de woning;
– het afnemend grensnut;
– de ondoelmatigheid van het perceel;
– de ligging van de woning;
– het feit dat de woning geen spouwmuren heeft.
5. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en subsidiair op het standpunt dat de door eiser bepleite waarde te laag is.
Ter onderbouwing van deze standpunten heeft hij bij het verweerschrift een taxatierapport en een taxatieoverzicht (
het Taxatieoverzicht) overgelegd
.Het Taxatieoverzicht bevat gegevens van de woning en van 3 vergelijkingsobjecten ( [adres 2] , [adres 3] , en [adres 4] ). Uit de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten heeft verweerder de waarde van de woning op waardepeildatum herleid (
de waardeherleiding). Bij de waardeherleiding is verweerder als volgt te werk gegaan.
De koopsom van elk vergelijkingsobject is gecorrigeerd voor de tussentijdse waardeontwikkeling. De correctie voor de tussentijdse waardeontwikkeling is gesteld op 6,46 % (op jaarbasis).
Vervolgens is de voor de tussentijdse waardeontwikkeling gecorrigeerde koopsom (
de gecorrigeerde koopsom) van elk vergelijkingsobject verminderd met de deelwaarden van de tot het vergelijkingsobject behorende grond en de afzonderlijk in de waardeherleiding betrokken gebouwde delen, niet zijnde het hoofdgebouwvan het vergelijkingsobject (
de gebouwde delen).
Voor de bepaling van de deelwaarden van de grond bij de vergelijkingsobjecten en de woning is gebruik gemaakt van een
grondstaffel:
oppervlakte
rekenprijs per m2
tot en met 75 m2
€ 750
van 76 m2 tot en met 150 m2
€ 500
van 151 m2 tot en met 300 m2
€ 275
van 301 m2 tot en met 500 m2
€ 200
van 501 m2 tot en met 1.000 m2
€ 150
van 1.001 m2 tot en met 2.500 m2
€ 50
van 2.501 m2 tot en met 10.000 m2
€ 15
van 10.001 m2 tot en met 20.000 m2
€ 10
vanaf 20.001 m2
€ 7
De deelwaarden van de gebouwde delen zijn in het Taxatieoverzicht bepaald met gebruikmaking van rekenprijzen per m2. Het gaat bij de woning en elk van de vergelijkingsobjecten om een of meer van de volgende gebouwde delen: aanbouw woonruimte, serre, garage, garage vrijstaand, carport, berging/schuur, hobbykas, paardenstal en veldschuur.
De deelwaarde van het hoofdgebouw van elk vergelijkingsobject is bepaald door de gecorrigeerde koopsom van het vergelijkingsobject te verminderen met
- de deelwaarde van de bij het vergelijkingsobject behorende grond;
- de deelwaarden van de gebouwde delen (andere dan het hoofdgebouw) van het vergelijkingsobject.
De deelwaarde van het hoofdgebouw van elk vergelijkingsobject is gedeeld door het aantal m2 oppervlak van het hoofdgebouw. Het quotiënt is de rekenprijs per m2 oppervlakte van het hoofdgebouw van het vergelijkingsobject. Uitgaande van de rekenprijzen per m2 oppervlak van de hoofdgebouwen van de vergelijkingsobjecten is de rekenprijs per m2 oppervlak van het hoofdgebouw van de woning bepaald.
Om bij de bepaling van de rekenprijs per m2 oppervlak van het hoofdgebouw van de woning op basis van de rekenprijzen per m2 van de hoofdgebouwen van de vergelijkingsobjecten rekening te houden met de verschillen in kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen en ligging (
de secundaire objectkenmerken) zijn in het Taxatieoverzicht aan de woning en elk van de vergelijkingsobjecten factoren voor deze secundaire kenmerken toegekend (de
KOUDV-factorenvoor de eerste vijf objectkenmerken en de
liggingsfactorvoor het laatste objectkenmerk).
De afwijkingen van de KOUDV-factoren en de liggingsfactoren van de woning en de vergelijkingsobjecten ten opzichte van de gemiddelde factoren, zijn hieronder vermeld.
factor voor…
kwaliteit/
luxe
onderhoud
uitstra-
ling
doelma-
tigheid
voorzien-
ingen
ligging
Woning
min 2
min 2
min 1
min 3
min 2
[adres 2]
plus 1
plus 1
min 3
[adres 3]
plus 2
plus 1
min 1
[adres 4]
plus 2
plus 2
plus 1
In het Taxatieoverzicht is aan afwijkingen van de KOUDV-factoren en de liggingsfactoren ten opzichte van de gemiddelde factoren het hieronder vermelde gewicht per punt toegekend:
factor
correctie van de
rekenprijs per m2
van het hoofdgebouw
correctie van de
rekenprijs per m2
van de grond
kwaliteit/luxe
€ 65
--
onderhoud
€ 65
--
uitstraling
€ 65
--
voorzieningen
€ 90
--
ligging
--
5 %
Verder is in het Taxatieoverzicht rekening gehouden met verschillen in bouwjaren (€ 2 per jaar) en oppervlakten (€ 2 per m2) van de hoofdgebouwen.
De uit de rekenprijzen per m2 oppervlak van de hoofdgebouwen van de vergelijkingsobjecten met in achtneming van het voorgaande herleide rekenprijs per m2 oppervlak van het hoofdgebouw van de woning is vermenigvuldigd met het aantal m2 oppervlak van dat hoofdgebouw, met als resultaat de deelwaarde van het hoofdgebouw van de woning.
Deze deelwaarde is vervolgens verhoogd met de deelwaarde van de grond. In het Taxatieoverzicht is de grond behorende bij de woning verdeeld in drie stukken: de grond bij het hoofdgebouwmet een oppervlak van 775 m2 en twee stukken “extra grond (overgrond)”, respectievelijk groot 5.205 m2 en 20.000 m2. De deelwaarde van de grond bij het hoofdgebouw van € 194.615 en de deelwaarde van het kleinste stuk “extra grond (overgrond)” van € 78.075 zijn berekend door de aantallen m2 (respectievelijk 775 en 5.205) te vermenigvuldigen met aan de grondstaffel ontleende rekenprijzen per m2 grond. De rekenprijs per m2 van het grootste stuk “extra grond (overgrond)” is ontleend aan de “Agrarische grondprijzen NVM”.
Bij de som van de deelwaarde van het hoofdgebouw en de deelwaarden van de grond is de deelwaarde van de berging/schuur van de woning opgeteld, met als uitkomst de vastgestelde waarde van de woning.
6. In zijn beroepschrift heeft de gemachtigde van eiser naast beroepsgronden betreffende de vastgestelde waarde (zie onder 4) ook beroepsgronden betreffende de informatieverstrekking door verweerder in de bezwaarfase aangevoerd. Deze beroepsgronden heeft de gemachtigde ter zitting ingetrokken.
Beoordeling
7. De waarde van de woning wordt in gevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ bepaald op de waarde die daaraan dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom van de woning zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de woning in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen (
de marktwaarde). De marktwaarde is naar de bedoeling van de wetgever de prijs die door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding.
8. Omdat de gemachtigde van eiser de (onderbouwing van de) vastgestelde waarde van € 629.000,- heeft betwist, dient verweerder aannemelijk te maken dat deze waarde niet te hoog is. Bij de beoordeling of verweerder hierin is geslaagd, neemt de rechtbank ook in aanmerking wat de gemachtigde van eiser over (de onderbouwing van) de vastgestelde waarde heeft aangevoerd. Aan de beoordeling van de door de gemachtigde van eiser verdedigde waarde van € 600.000,- komt de rechtbank slechts toe als verweerder niet in het van hem verlangde bewijs slaagt.
9. Gelet op de in het Taxatieoverzicht opgenomen gegevens zijn de vergelijkingsobjecten vergelijkbaar met de woning. Ze zijn niet zó lang voor of na de waardepeildatum verkocht dat de koopsommen ervan niet meer kunnen worden gebruikt als uitgangspunt voor de onderbouwing van de bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van de woning.
10. De onder 5 geschetste waardeherleiding is een gebruikelijke en naar het oordeel van de rechtbank geschikte manier om de marktwaarde van een woning te bepalen. Wel dient verweerder de door hem bij de waardeherleiding gebruikte aannames van een deugdelijke onderbouwing te voorzien. Daartoe heeft verweerder in aanvulling op de waardeherleiding nog aangevoerd wat onder 11 tot en met 14 is vermeld .
11. Verweerder stelt dat de uniforme correctie voor de tussentijdse waardeontwikkeling van 6,46% per jaar is gebaseerd op de verkoopcijfers die zijn vermeld in de door hem overgelegde overzichten van verkopen van vrijstaande woningen, 2^1-kapwoningen en geschakelde woningen rond 1 januari 2019 (de laatste 6 maanden van 2018 en de eerste 6 maanden van 2019) en rond 1 januari 2020 (de laatste 6 maanden van 2019 en de eerste 6 maanden van 2020). De totalen van de koopsommen in deze perioden zijn, aldus verweerder, gedeeld door de aantallen transacties in de deze periodes. De uitkomsten van deze berekeningen zijn met elkaar vergeleken. Op grond daarvan is de correctie op 6,46% op jaarbasis gesteld.
12. Verweerder stelt dat de (bandbreedten) van de rekenprijzen per m2 grond in de grondstaffel zijn gebaseerd op de analyse van de door de gemeente verzamelde markt- en objectgegevens. De verkopen van kavels bouwgrond zijn schaars, dus zijn er nauwelijks tussen van elkaar onafhankelijke partijen op de markt overeen gekomen koopsommen van kavels bouwgrond. Wel zijn er voldoende verkopen van onroerende zaken bestaande uit grond en de daarop aanwezige gebouwde eigendommen. Door van die koopsommen de getaxeerde deelwaarden van de grond en de eveneens getaxeerde deelwaarden van de gebouwde delen van de onroerende zaak af te trekken, kunnen de delen van de koopsommen die zijn toe te rekenen aan de grond worden berekend. Daarvan uitgaande zijn, aldus verweerder, de rekenprijzen per m2 in de onder 5 opgenomen grondstaffel berekend.
De rekenprijzen per m2 in de grondstaffel nemen af naarmate de oppervlakte van de grond groter is. Deze “afstaffeling” berust op de hypothese dat het nut van elke volgende m2 grond lager is dan het nut van de daaraan voorafgaande m2.
Bij het bepalen van de waarde van het deel van de “extra grond (overgrond)”, groot 20.000 m2, is niet van de rekenprijzen in de grondstaffel uitgegaan. Dat zou volgens verweerder tot een te hoge deelwaarde van dit deel van de grond leiden. Beter bruikbaar is, aldus verweerder, de (lagere) rekenprijs van € 6 per m2 die is ontleend aan de “Agrarische grondprijzen NVM”.
13. De analyse van de door de gemeente verzamelde en vastgelegde markt- en objectgegevens is volgens verweerder ook de basis van de rekenprijzen per m2 oppervlak van de apart in de waardeherleiding betrokken gebouwde delen van de vergelijkingsobjecten, niet zijnde de hoofdgebouwen. Ook worden gegevens over de kosten van het bouwen of aanbrengen van gebouwde delen zoals aanbouwen, bergingen, garages en dakkapellen verzameld en geanalyseerd. Uit beide zojuist genoemde analyses blijkt of en hoe de kosten van deze gebouwde delen zich vertalen in een meerwaarde van de woning waartoe ze behoren.
14. Bij de bepaling van de KOUDV- factoren zijn de overgelegde vastgoedrapporten van de vergelijkingsobjecten gebruikt, in combinatie met de uitkomsten van de analyse van de door de gemeente verzamelde en vastgelegde markt- en objectgegevens van met de woning vergelijkbare woningen. Laatstgenoemde gegevens zijn ook, aldus verweerder, de basis van de aan de woning en de vergelijkingsobject toegekende liggingsfactoren.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, met wat hij ter onderbouwing van de herleiding van de waarde van de woning uit de koopsommen van de vergelijkingsobjecten heeft aangevoerd, aannemelijk gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. Aan dit oordeel doet niet af wat de gemachtigde van eiser ter betwisting van de (onderbouwing van) de vastgestelde waarde heeft aangevoerd. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
16. De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de staat van onderhoud van het hoofdgebouw van de woning. Volgens de gemachtigde van eiser is er sprake van achterstallig schilderwerk en zijn de kozijnen aan vervanging toe. Ook stelt de gemachtigde van eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de staat waarin de voorzieningen van de woning verkeren. De badkamer is klein en gedateerd, de keuken is 20 jaar oud en het sanitair komt uit 1968 en 1982. Verder is er door verweerder geen rekening gehouden met de matige isolatie van het hoofdgebouw van de woning.
Naar het oordeel van de rechtbank is de stelling van de gemachtigde van eiser dat verweerder bij de bepaling van de waarde van de woning met deze omstandigheden onvoldoende rekening heeft gehouden, zonder nadere onderbouwing, welke ontbreekt, geen reden om te twijfelen aan (de onderbouwing van) het standpunt van verweerder dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. In dat verband wijst de rechtbank erop dat nagenoeg alle in het Taxatieoverzicht aan de woning toegekende KOUDV- en liggingsfactoren lager dan de gemiddelde factor van 7 (KOUDV) en 6 (ligging) zijn. De beroepsgrond faalt.
17. De gemachtigde van eiser stelt dat de verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het afnemend grensnut, waarmee de gemachtigde van eiser kennelijk doelt op de hypothese dat de waarde per m2 afneemt naar mate het aantal m2 toeneemt. De rechtbank volgt de gemachtigde van eiser hierin niet. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
18. Wat betreft de bij de woning behorende grond blijkt uit de grondstaffel dat in het Taxatieoverzicht wel degelijk is uitgegaan van de hypothese dat de waarde per m2 afneemt naar mate het aantal m2 toeneemt. Verder heeft verweerder voor het grootste deel van de grond (2 ha) gekozen voor een rekenprijs die lager is dan met toepassing van de grondstaffel berekende rekenprijs per m2. Bij de herleiding van de rekenprijs per m2 van het hoofdgebouw van de woning uit de rekenprijzen per m2 van de hoofdgebouwen van de vergelijkingsobjecten heeft verweerder een correctie toegepast van € 2 per m2 verschil tussen de oppervlakten van het hoofdgebouw en de vergelijkingsobjecten. De beroepsgrond slaagt niet.
19. De gemachtigde van eiser stelt dat het perceel ondoelmatig is. Dit heeft volgens de gemachtigde van eiser een waardedrukkend effect waarmee verweerder bij de bepaling van de waarde van de woning onvoldoende rekening heeft gehouden. Deze stelling van de gemachtigde van eiser is zonder nadere onderbouwing, welke ontbreekt, geen reden om te twijfelen aan (de onderbouwing van) het standpunt van verweerder dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. In dat verband wijst de rechtbank erop dat nagenoeg alle in het Taxatieoverzicht aan de woning toegekende KOUDV- en liggingsfactoren lager dan de gemiddelde factor van 7 (KOUDV) en 6 (ligging) zijn. De beroepsgrond faalt.
20. De gemachtigde van eiser stelt dat de in het taxatieverslag dat de vergelijkingsobjecten [adres 5] en [adres 6] , die verweerder in de bestuurlijke voorfase als motivering van de vastgestelde waarde heeft gebruikt, in een andere wijk zijn gelegen dan die waarin de woning is gelegen. De rechtbank overweegt daarover het volgende. In het Taxatieoverzicht zijn (de verkoopprijzen van) deze vergelijkingsobjecten niet gebruikt. Het staat verweerder vrij om de onderbouwing die hij in de bestuurlijke voorfase aan de vastgestelde waarde ten grondslag heeft gelegd, in de beroepsfase te wijzigen. Daarbij kan verweerder de verkoopprijzen van andere vergelijkingsobjecten gebruiken dan die welke hij in de bestuurlijke voorfase heeft gebruikt. Dat neemt uiteraard niet weg dat de gemachtigde van eiser, indien hij daartoe aanleiding ziet, de in de bestuurlijke voorfase door verweerder gebruikte verkoopprijzen kan gebruiken als onderbouwing van zijn betwisting van de vastgestelde waarde. Dan moet de gemachtigde van eiser het beroep op de verkoopprijzen van de in het taxatieverslag opgenomen vergelijkingsobjecten wel motiveren met feiten die, indien aannemelijk, de conclusie kunnen dragen dat de vastgestelde waarde te hoog is. Dat heeft de gemachtigde van eiser in dit geval niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
21. De gemachtigde van eiser stelt dat de woning geen spouwmuren heeft en dat dit een waardedrukkend effect heeft. Verweerder stelt dat hij met het waardedrukkend effect van het ontbreken van spouwmuren, zo daarvan sprake is, in voldoende mate rekening heeft gehouden door de factor voor bouwkundige kwaliteit op 5 te stellen, dat is twee punten minder dan de gemiddelde factor van 7. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
22. Ook overigens heeft de gemachtigde van eiser niets aangevoerd dat een gerede twijfel oproept aan wat verweerder heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.
23. Omdat verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is, komt de rechtbank niet meer toe aan een de beoordeling van de door eiser verdedigde waarde van € 600.000,-.
Slotsom
24. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.