ECLI:NL:RBMNE:2022:1758

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/1759
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing huurtoeslag 2020 ongegrond verklaard na erkenning juiste berekening door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de huurtoeslag voor het jaar 2020. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin het bezwaar van eiseres tegen de vastgestelde huurtoeslag als kennelijk ongegrond was verklaard. De Belastingdienst had het voorschot huurtoeslag vastgesteld op € 3.739,-. Eiseres stelde dat de berekening onjuist was en dat zij recht had op een hoger voorschot van € 3.853,02.

Tijdens de zitting, die via beeldverbinding plaatsvond, erkende eiseres echter dat de berekening van de Belastingdienst correct was. Eiseres had aanvankelijk een fout gemaakt in haar eigen berekening door uit te gaan van een onjuiste rekenhuur. De rechtbank oordeelde dat, omdat de berekening van de Belastingdienst juist was, het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank volgde het standpunt van de Belastingdienst dat het bezwaar van eiseres niet tijdig was ingediend niet, omdat het bezwaar inhoudelijk was behandeld.

De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier heeft een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1759
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: N. Akka en D. Bastinck).

Procesverloop

Bij voorschotbeschikking van 27 december 2019 heeft verweerder het voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2020 vastgesteld op € 3.739,-.
Bij besluit van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 25 november 2021 stond het onderzoek ter zitting gepland. De gemachtigden van verweerder waren verschenen. Eiseres was niet verschenen. Na eerdere mislukte contactpogingen met eiseres had de rechtbank het vermoeden dat eiseres de uitnodigingsbrief voor de zitting niet had ontvangen. De rechtbank heeft toen besloten het onderzoek ter zitting te schorsen. Daarbij heeft de rechtbank, gelet op wat eiseres heeft aangevoerd, aan verweerder verzocht om een informatiebrief op te stellen over de berekening van het voorschot huurtoeslag over het jaar 2020.
Bij brief van 8 december 2021 heeft verweerder die berekening gemaakt. Bij aangetekende brief van 15 december 2021 heeft de rechtbank aan eiseres verzocht om te reageren op de brief van verweerder. Deze brief is op 7 januari 2022 retour gekomen aan de rechtbank. Vervolgens heeft de rechtbank partijen opnieuw uitgenodigd voor de zitting.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldverbinding plaatsgevonden op 20 april 2022. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en heeft zij onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij het bezwaar van eiseres ten onrechte inhoudelijk heeft behandeld en ongegrond heeft verklaard. Het had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat het te laat is ingediend. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet. De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State heeft in haar uitspraak van 4 augustus 2021 geoordeeld dat wanneer een bestuursorgaan een inhoudelijk besluit heeft genomen en de belanghebbende tot wie de beslissing op bezwaar is gericht tegen dat besluit beroep instelt, de belanghebbende niet door de bestuursrechter, ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan, wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. [1] Omdat verweerder het bezwaar van eiseres inhoudelijk heeft behandeld, staat de ontvankelijkheid daarvan in deze beroepsprocedure niet meer ter discussie.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat de hoogte van het voorschot van de huurtoeslag over het jaar 2020 juist is berekend. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat de berekening door verweerder onjuist is en dat zij volgens de rekenhulp van de Belastingdienst recht heeft op een voorschot huurtoeslag van € 3.853,02 over het jaar 2020.
4. Naar aanleiding van de brief van verweerder van 8 december 2021 heeft eiseres op zitting erkend dat de berekening door verweerder van het voorschot huurtoeslag over het jaar 2020 juist is. Eiseres heeft verklaard dat zij in haar eigen berekening ten onrechte is uitgegaan van een rekenhuur die gelijk staat aan de aftoppingsgrens van € 619,01, terwijl in haar geval de rekenhuur € 604,44 bedraagt. Verder heeft eiseres verklaard dat het voor haar nu duidelijk is hoe verweerder het voorschot huurtoeslag over 2020 heeft berekend. Dit betekent dat dit geschil voor haar nu is opgelost.
Conclusie
5. Omdat de berekening van verweerder juist is, krijgt eiseres geen gelijk. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: