ECLI:NL:RBMNE:2022:1822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
UTR 22/82
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van herhaald urgentieverzoek op medische gronden door het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal

In deze zaak heeft eiseres op 1 en 15 juni 2021 een urgentieverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal, op medische gronden vanwege ernstige knieproblemen. Eiseres woont in een appartement op de derde etage zonder lift, wat haar situatie bemoeilijkt. Het college heeft de aanvraag op 27 juli 2021 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres geen nieuwe medische stukken had ingediend die haar situatie zouden onderbouwen. Eiseres had eerder al twee aanvragen gedaan, die beide waren afgewezen na beoordeling door een onafhankelijke arts van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU). Deze arts concludeerde dat er geen acute noodzaak was om te verhuizen.

Eiseres maakte bezwaar tegen de afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar op 7 december 2021 ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 12 mei 2022 geoordeeld dat het college terecht had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren ten opzichte van de eerdere aanvragen. De rechtbank benadrukte dat bij herhaalde aanvragen de aanvrager moet aantonen dat er nieuwe informatie is, wat eiseres niet had gedaan. De rechtbank vond het niet evident onredelijk dat het college de aanvraag had afgewezen, gezien de strenge regels die gelden voor urgentieverklaringen.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres had ook geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/82

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Güngörmez),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, het college
(gemachtigde: mr. M.R. Groenewoud).

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiseres heeft op 1 en 15 juni 2021 het college verzocht om haar op medische gronden een urgentieverklaring te verlenen, zodat zij voorrang krijgt bij het zoeken naar een woning. Zij heeft namelijk ernstige knieproblemen en woont in een appartement op de derde etage, zonder lift. Het college heeft haar aanvraag in het besluit van 27 juli 2021 (het primaire besluit) buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft namelijk al twee keer eerder (op 3 september 2019 en op 26 augustus 2020) een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden vanwege haar knieproblematiek. Beide keren heeft het college een onafhankelijke arts van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) ingeschakeld om de medische situatie van eiseres te beoordelen. De arts kwam vervolgens beide keren tot de conclusie dat de woonsituatie van eiseres weliswaar niet goed was voor het herstel van haar knieproblematiek, maar dat er geen sprake was van een onhoudbare situatie en een acute noodzaak om te verhuizen. Het college heeft in het primaire besluit geconstateerd dat eiseres bij de nieuwe (derde) aanvraag geen nieuwe medische stukken heeft ingediend. Zij heeft namelijk alleen een brief van een orthopedisch chirurg van 22 juli 2020 ingediend, maar die brief is bij de behandeling van haar aanvraag van 26 augustus 2020 al betrokken. Om die reden heeft het college haar aanvraag buiten behandeling gesteld.
2. Eiseres was het oneens met dat besluit en heeft bezwaar gemaakt. In het bezwaar heeft zij wederom gewezen op de brief van de orthopedisch chirurg en daarnaast heeft zij een afsprakenoverzicht en een e-mail van haar fysiotherapeut van 27 september 2021 opgestuurd. Het college heeft het bezwaar van eiseres in het besluit op 7 december 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Volgens het college is er – ook met de in de bezwaarfase gegeven informatie – geen sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvragen. Het is verder niet evident onredelijk om dit aan eiseres tegen te werpen. Het college wijst de aanvraag daarom op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – onder verwijzing naar de besluiten op de eerdere aanvragen – af.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 5 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het college waren daarbij aanwezig.

Oordeel van de rechtbank

Zijn er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden?
4. Als er nog een keer een aanvraag wordt ingediend op dezelfde gronden, dan moet de aanvrager laten zien dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn ten opzichte van die eerdere aanvraag. Als de aanvrager daar niet in slaagt, dan kan de nieuwe aanvraag – op grond van artikel 4:6 van de Awb – in principe worden afgewezen onder verwijzing naar het besluit op die eerdere aanvraag.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres voor een derde keer een aanvraag heeft ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden vanwege haar knieproblematiek. Het gaat dus om een herhaalde aanvraag. Het college heeft dan ook terecht gekeken of eiseres ten opzichte van die eerdere aanvragen iets nieuws heeft aangebracht. Net als het college vindt de rechtbank dat dit niet zo is. De brief van de orthopedisch chirurg is al eerder bij de behandeling van de aanvraag van 26 augustus 2020 betrokken. Die is dus niet nieuw. De e-mail en het afsprakenoverzicht van de fysiotherapeut zijn ‘an sich’ wel nieuw, maar de inhoud niet. De fysiotherapeut zegt namelijk dat er bij eiseres artrose is geconstateerd en dat daarom aanpassing van activiteiten zoals traplopen noodzakelijk is om een wenselijke kwaliteit van bewegen te kunnen bereiken. Dit was bij de behandeling van de eerdere aanvragen ook al bekend. Zo ging het in beide eerdere aanvragen ook om de knieproblematiek van eiseres. Daarnaast blijkt uit het medisch advies van de FMMU uit 2019 dat eiseres fysiotherapie volgde en dat een belangrijk onderdeel van die behandeling het zoveel mogelijk vermijden van activiteiten zoals traplopen was. Uit het medisch advies van de FMMU uit 2020 volgt verder dat daarin is meegenomen dat het traplopen niet goed is voor (de knieproblematiek van) eiseres en dat het haar kwaliteit van leven aanzienlijk zou verbeteren als ze gelijkvloers of in een appartement met een lift zou kunnen wonen. Het afsprakenoverzicht en de e-mail van de fysiotherapeut bevatten dus geen nieuwe informatie. Ook is niet gebleken van veranderde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvragen.
6. Het college heeft daarom terecht vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd en dat de aanvraag van eiseres om die reden in principe kan worden afgewezen onder verwijzing naar de eerdere besluiten.
Pakt dit voor eiseres evident onredelijk uit?
7. Het is vervolgens de vraag of het evident onredelijk is om in dit geval aan eiseres tegen te werpen dat zij geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd. [1]
8. De rechtbank begrijpt dat eiseres zich in een ontzettend vervelende situatie bevindt. Het zou voor haar veel beter zijn als zij in een benedenwoning of in een appartement met een lift zou kunnen wonen. Dit wordt ook door het college en de artsen van FMMU gezien. Het lastige is alleen dat de toets hier is of het terugverwijzen naar de eerdere besluiten vanwege het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
evident onredelijkis. Dat vindt de rechtbank niet. Het college heeft er terecht op gewezen dat eiseres zich weliswaar in een nare situatie bevindt, maar dat zij niet heeft aangetoond dat er een actuele woonnoodsituatie is. Ook heeft het college in dit verband terecht opgemerkt dat er een enorme krapte is op de woningmarkt, ook in [plaats] . Het college moet daarom bij het verlenen van urgentie – en het beoordelen van herhaalde urgentieaanvragen– strenge regels hanteren. Met urgentie komt iemand namelijk bovenaan de lijst te staan en gaat dus voor op andere mensen die ook hard op zoek zijn naar een woning. In het geval van eiseres zijn de medische gronden eerder onvoldoende bevonden voor een urgentieverklaring en is nu niet gebleken van een situatie op grond waarvan het besluit evident onredelijk voor eiseres uitpakt. Het college heeft er daarom voor mogen kiezen om de aanvraag van eiseres af te wijzen onder verwijzing naar de eerdere besluiten.
Zijn de urgentieregels te streng toegepast?
10. Eiseres voert verder nog aan dat het college de urgentieregels uit de Huisvestingsverordening Veenendaal te streng heeft toegepast. Dit verhoudt zich niet met de Huisvestingswet 2014 [2] en het evenredigheidsbeginsel.
11. De rechtbank ziet dat anders. Het college heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 4:6 van de Awb afgewezen. Dat betekent dat het college de aanvraag niet inhoudelijk heeft getoetst aan de urgentieregels. Er kan dan ook geen sprake zijn van een te strenge toepassing van die regels. Wellicht dat eiseres bedoelt dat het toepassen van artikel 4:6 van de Awb te streng is, gelet op de bedoeling van de Huisvestingswet 2014 en het evenredigheidsbeginsel. Dat vindt de rechtbank niet. Artikel 4:6 van de Awb biedt bestuursorganen de mogelijkheid om herhaalde aanvragen niet opnieuw inhoudelijk te hoeven beoordelen als er niets nieuws is aangevoerd ten opzichte van de eerdere aanvragen. Zoals gezegd, vindt de rechtbank dat het college dit artikel hier heeft mogen toepassen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had het college naar de hardheidsclausule moeten kijken?
12. Anders dan eiseres stelt, is er hier tot slot voor toetsing aan de hardheidsclausule geen ruimte. Zoals gezegd, heeft het college de aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld. Het college is daarom ook terecht niet toegekomen aan een beoordeling van de hardheidsclausule. Overigens is de beoordeling van de vraag of toepassing van artikel 4:6 van de Awb evident onredelijk is, wel enigszins vergelijkbaar met de toets van de hardheidsclausule en zoals hierboven staat, vindt de rechtbank die toepassing in dit geval niet evident onredelijk.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
12 mei 2022
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2422.
2.Op zitting heeft eiseres toegelicht dat zij zich niet op het standpunt stelt dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet, maar dat zij vindt dat het college een te strenge toepassing geeft aan de urgentieregels.