ECLI:NL:RBMNE:2022:1827
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid en loonsanctie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de compensatie van een transitievergoeding. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.J.F. Nieuwenhuis, had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding die zij aan een werkneemster had betaald na beëindiging van het dienstverband. De werkneemster was langdurig arbeidsongeschikt en had recht op een transitievergoeding, maar het Uwv had de compensatie vastgesteld op € 0,-, omdat volgens hen er op het peilmoment geen recht op een transitievergoeding bestond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de compensatieregeling van de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid is opgenomen in artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat de wettekst duidelijk is en dat het peilmoment voor de compensatie ligt op het einde van het reguliere opzegverbod bij ziekte, dat twee jaar na de eerste ziektedag eindigt. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de wetgever met de compensatieregeling ook werkgevers in situaties zoals die van haar had willen compenseren, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de wetgever geen reden had gezien om ook deze werkgevers te compenseren.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.