Het oordeel van de rechtbank
Zorgvuldigheid van het onderzoek
3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
4. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en was aanwezig bij de hoorzitting. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische informatie meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich daarom gebaseerd op een compleet medisch beeld van eiser.
5. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat hij vanwege zijn aangeboren hersenletsel en chronische PTSS niet fulltime kan werken. Eiser onderbouwt zijn standpunt met een brief van de neuroloog van 8 juli 2016, een brief van behandelaars van Recuper van 28 september 2017, een brief van de neuropsycholoog verbonden aan Recuper van 6 juni 2018, een brief van de behandelaars van Recuper van 5 februari 2019 en een overzicht van de huisarts van 15 februari 2019.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de Functionelemogelijkhedenlijst (FML) zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Anders dan eiser stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser. De rechtbank heeft daar de volgende redenen voor.
7. In het rapport van 15 mei 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er vanwege de beperkingen als gevolg van het hersenletsel geen sprake is van een wijziging van de belastbaarheid ten opzichte van 11 september 2017. Er is al jaren een bestaande stabiele situatie waarmee eiser werkzaamheden heeft kunnen verrichten in een WSW-omgeving. Uit het neuropsychologisch onderzoek blijkt verder dat er sprake was van klachten die niet nader konden worden gespecificeerd. Wel was er sprake van cognitieve stoornissen, maar deze gaven en geven geen aanleiding tot het aannemen van beperkingen ten aanzien van aandacht en herinneren in de rubriek persoonlijk functioneren. Daarnaast bleek uit het recente medisch onderzoek dat er geen sprake was van verlies van aandacht gedurende het 45 minuten durende spreekuur. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sprake van een snelle en adequate reactie op gestelde vragen en eiser had een neutrale stemming. Uit het dagverhaal blijkt verder dat eiser zelfstandig functioneert in het dagelijkse leven. Verder blijkt dat het behandeladvies van Recuper in de psychologische behandeling te continueren niet is opgevolgd.
8. Vanwege de ervaren beperkingen ten aanzien van vasthouden van de aandacht en herinneren zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van hoog handelingstempo tijdens werk, omgaan met conflicten en leidinggevenden. Door de twee laatstgenoemde beperkingen is er rekening gehouden met de ervaren verhoogde prikkelbaarheid. De beperkingen ten aanzien van staan, lopen en traplopen sluiten aan bij de beperkte functie van de onderste extremiteiten.
9. De neuropsycholoog, neuroloog en psychiater van Recuper bieden een psychologische behandeling voor de PTSS en stemmingsklachten van eiser. In de brief van 6 juni 2018 adviseert de neuropsycholoog van Recuper dat eiser geen volledige dagen moet werken vanwege zijn beperkte belastbaarheid en dat hij een vrije dag heeft, bij voorkeur in het midden van de week om bij te kunnen komen. Dit advies gold echter voor het oude werk van eiser, waarvoor hij was uitgevallen. Het zegt daarom niets of een urenbeperking ook nodig is bij passend werk. Volgens de door de CRvB benoemde deskundige is een urenbeperking voor het eigen werk bovendien niet nodig. Het eigen werk van eiser is volgens de deskundige niet als energetisch zwaar belastend aan te merken, aangezien het voornamelijk zittende arbeid betreft waarbij niet zwaar getild of gedragen hoeft te worden. In het werk is geen sprake van een kenmerkende belasting in het sociaal en persoonlijk functioneren waarmee het werk ook psychisch als niet energetisch belastend is aan te merken. Volgens de deskundige is er ook op preventieve gronden of op basis van een medisch voorgeschreven behandeling geen reden om een urenbeperking aan te nemen.
10. In de andere brieven van Recuper komt dit advies verder ook niet terug. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet ook geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Er is geen sprake van een gebrek aan energie. Ook is er geen sprake van een intensieve behandeling op grond waarvan de beschikbaarheid beperkt is. Er is ook geen sprake van een aandoening op grond waarvan een preventieve urenbeperking moet worden aangenomen. De door de CRvB benoemde deskundige is het daar impliciet mee eens. De deskundige ziet namelijk, zoals hiervoor al genoemd, ook geen aanleiding voor een urenbeperking. De deskundige concludeert daarbij expliciet in het rapport van 2 juli 2021 dat de medische situatie van eiser op alle data in geding gelijk is.
11. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de deskundige goed volgen en neemt daarbij in overweging dat eiser in beroep geen objectiveerbare medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid hiervan. Aan de manier waarop eiser zelf zijn klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Overschrijding redelijke termijn
12. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
13. De vraag of de redelijke termijn is overschreden moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van eiser gedurende de hele procesgang en de aard van het bestreden besluit en het daardoor getroffen belang van eiser. Indien sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, dient te worden beoordeeld of deze heeft plaatsgevonden in de bestuurlijke fase en/of in de rechterlijke fase. Ten slotte dient te worden beoordeeld tot welk bedrag aan schadevergoeding een eventuele overschrijding van de redelijke termijn moet leiden.
14. De rechtbank overweegt dat in zaken zoals deze de redelijke termijn voor een procedure in twee instanties in beginsel niet is overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan twee jaar in beslag heeft genomen. Daarbij geldt dat in beginsel het bezwaar binnen een half jaar en het beroep binnen anderhalf jaar zouden moeten worden behandeld.
15. In dit geval is de redelijke termijn gestart op 14 oktober 2019 met de indiening van het bezwaarschrift. Uitgaande van een redelijke termijn van (in totaal) twee jaar voor het doorlopen van de procedure in twee instanties, zou de rechtbank uiterlijk op 14 oktober 2021 op het beroep uitspraak hebben moeten doen. Het onderzoek is echter op verzoek van eiser en met instemming van het Uwv vanaf 19 januari 2021, in afwachting van een deskundigenonderzoek in een procedure bij de CRvB en de nadere standpunten van partijen naar aanleiding daarvan, geschorst geweest. Bovendien heeft eiser op 14 juni 2021 verzocht om uitstel van het indienen van het deskundigenrapport en heeft dit rapport vervolgens op 26 juli 2021 ingediend. Het Uwv heeft hier op 24 augustus 2021 en eiser op 10 september 2021 op gereageerd. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de tijd die is verstreken tussen 19 januari 2021 en de reactie van het Uwv op het deskundigenrapport van 24 augustus 2021, buiten aanmerking te laten bij de berekening van de termijnoverschrijding. Dat betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden. Het verzoek om schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
16. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiser met ingang van 4 november 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
17. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.