Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5, die op 10 september 2021 aan [gedaagde] is betekend:
- de conclusie van antwoord met productie 1;
- de akte wijziging eis met producties 6 en 7.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De huurovereenkomst tussen partijen, die op 1 november 2020 van kracht werd, is door de verhuurder beëindigd op 7 oktober 2021. De huurder heeft vanaf juni 2021 de huurpenningen niet meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 4.338,44. De verhuurder vorderde daarnaast contractuele boetes van in totaal € 19.250,00 wegens te late betaling van de huur en het niet stellen van de overeengekomen zekerheid. De huurder betwistte de vorderingen en voerde aan dat de boetes buitensporig waren en dat de huurovereenkomst eerder was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst op 7 oktober 2021 was geëindigd en dat de huurder de huurachterstand moest betalen. De boete wegens te late betaling werd toegewezen, maar de boete wegens het niet stellen van zekerheid werd gematigd tot nihil, omdat de verhuurder geen schade had aangetoond. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.