ECLI:NL:RBMNE:2022:1949

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
C/16/525905 / HA ZA 21-547
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van vensters in strijd met artikel 5:50 BW

In deze civiele zaak heeft eiseres [eiseres] gedaagde [gedaagde] gedagvaard op 2 augustus 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 mei 2022 in de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Bagasrawalla, vorderde de verwijdering van twee vensters in de gevel van de woning van gedaagde, die zich binnen twee meter van de erfgrens bevinden en uitzicht zouden geven op haar perceel. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.J.A.M. Bogaers, heeft betwist dat er sprake is van een strijd met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, dat het hebben van vensters binnen twee meter van de erfgrens verbiedt als deze uitzicht geven op het perceel van buren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vensters zich op een hoogte van minimaal 2,30 meter bevinden, waardoor er geen uitzicht is op het perceel van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de vensters enkel daglicht in de kamer toelaten en dat het niet mogelijk is om zonder trap door de ramen naar buiten te kijken. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd is met artikel 5:50 BW en dat er geen hinder is die een grondslag zou kunnen zijn voor de vordering van eiseres. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagde geen tegenvordering heeft ingesteld voor de kosten die hij heeft gemaakt voor het deskundigenrapport, waardoor eiseres niet kan worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Eiseres is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde, begroot op € 1.395,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Kuipers, griffier.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/525905 / HA ZA 21-547
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak na de mondelinge behandeling, gehouden op 13 mei 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R. Bagasrawalla te Nieuwegein,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.J.A.M. Bogaers te Laren NH.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure1.1. [eiseres] heeft [gedaagde] op 2 augustus 2021 gedagvaard. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord met producties ingediend en een akte met aanvullende producties.

1.2.
De mondelinge behandeling in deze zaak vond plaats op 13 mei 2022 in het gebouw van de rechtbank. [eiseres] is samen met haar advocaat, mr. R. Bagasrawalla, verschenen. Ook [gedaagde] heeft met zijn advocaat, mr. G.J.A.M. Bogaers, de mondelinge behandeling bijgewoond. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. Zij hebben de vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2.De beslissingDe rechtbank:

2.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
2.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van [gedaagde] , tot dit vonnis begroot op € 1.395,00, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
2.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, als zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
2.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
2.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de beslissingen in 2.1. en 2.4.

3.De motivering

3.1.
In deze zaak is de vraag of de twee vensters in de gevel aan de oostzijde van de woning van [gedaagde] , die voorheen een rooster hadden en nu ramen, uitzicht geven op de woning en het terras van [eiseres] .
3.2.
De rechtbank begrijpt dat [eiseres] een beroep doet op artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat het niet is toegestaan om vensters binnen twee meter van de erfgrens te hebben, als deze uitzicht geven op het perceel van buren. Het staat vast dat deze vensters zich binnen twee meter van de erfgrens tussen de percelen van partijen bevinden. Het is dus de vraag of [gedaagde] of de ramen ondoorzichtig moet maken, omdat hij vanuit die ramen zicht heeft op de woning en de tuin van [eiseres] .
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Bogaers aangevoerd dat deze vraag al is beantwoord door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de ABRvS), waardoor in deze procedure al vast staat dat er geen uitzicht is in de zin van artikel 5:50 BW. Dat is niet juist. De ABRvS heeft beoordeeld of er privaatrechtelijke belemmeringen zijn, die zo evident zijn dat een omgevingsvergunning niet kon worden verleend. Volgens ABRvS is het uitzicht van deze ramen niet een evidente privaatrechtelijke belemmering. Daarmee heeft de ABRvS niet vastgesteld en ook niet kunnen vaststellen dat het uitzicht niet toch in strijd met artikel 5:50 BW kan zijn. Alleen maar dat strijd met artikel 5:50 BW niet zonder meer evident is en er dus geen reden was om daarom geen omgevingsvergunning te verlenen. Het is aan de civiele rechter om een beslissing te nemen of het uitzicht in strijd is met artikel 5:50 BW.
3.4.
Het is niet in geschil dat de vensterbank onder de ramen zich op minimaal 2,30 meter hoogte bevindt. [gedaagde] heeft foto’s overgelegd waarop te zien is dat de vensters zich op ongeveer deze hoogte bevinden. [eiseres] is ook in de woning van [gedaagde] geweest om dit te bekijken. De ABRvS heeft dit verder vastgesteld aan de hand van de bouwtekeningen van de woning van [gedaagde] .
3.5.
Het is niet mogelijk om door de ramen naar buiten te kijken zonder gebruik te maken van een trap. De ramen zorgen alleen voor daglicht in de kamer. Nu de ramen zich ruim boven ooghoogte bevinden, is er geen uitzicht op het perceel van [eiseres] . Er is geen sprake van strijd met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (zie ook ECLI:NL:GHAMS:2014:4596). Daardoor is er ook geen hinder die een grondslag zou kunnen zijn voor toewijzing van de vordering van [eiseres] . Daarom hoeven de ramen niet te worden verwijderd of ondoorzichtig te worden gemaakt. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
3.6.
Tot slot wil [gedaagde] dat [eiseres] de kosten betaalt die hij heeft moeten maken voor het uitvoeren van onderzoek en het opstellen van het deskundigenrapport door Ing. [A] . Deze kosten vallen niet onder de proceskostenvergoeding. Het is een vordering tot vergoeding van (andere) schade. [gedaagde] had hiervoor een tegenvordering moeten instellen. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan [eiseres] niet worden veroordeeld tot het betalen van deze kosten.
3.7.
[eiseres] heeft geen gelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] vergoeden en de nakosten. De kosten aan de kant van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht: € 309,00
- salaris advocaat:
€ 1.086,00(2 punten x tarief II)
totaal: € 1.395,00.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N.L. Kuipers, griffier, op 13 mei 2022.