1.5.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om van het primaire medische oordeel af te wijken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiser per datum in geding (17 juli 2018) beperkt conform de FML van 18 december 2018. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is bij de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige gebleven dat eiser 60,12% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de hoogte van de WIA-uitkering van eiser niet wijzigt, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 17 juli 2018 niet is veranderd. Dit is 60,12% gebleven. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
4. Eiser voert aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Verder stelt eiser dat de medische beoordeling onjuist is omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het psychosociale model niet heeft gehanteerd. Ten slotte is volgens eiser de
arbeidsdeskundige beoordeling niet juist omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de beperkingen ontoelaatbaar heeft gerelativeerd.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser zijn gronden niet heeft onderbouwd. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om terug te komen op het bestreden besluit.
Beoordeling
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
6. Eiser heeft de beroepsgrond dat verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, heeft gehandeld op geen enkele wijze toegelicht of onderbouwd. Deze grond slaagt daarom niet.