In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Utrecht, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat er niet tijdig een besluit is genomen op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 23 juni 2021 een verzoek ingediend, maar het college heeft hierop niet tijdig gereageerd. Eiser heeft op 7 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit. Vervolgens heeft hij op 17 september 2021 het college in gebreke gesteld, omdat er geen beslissing was genomen. De rechtbank had eerder, op 30 november 2021, een soortgelijke zaak gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 15.000,- als dit niet zou gebeuren.
Eiser heeft nu opnieuw beroep ingesteld, omdat het college wederom niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet was volgelopen op het moment dat het nieuwe beroep werd ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom pas op 20 mei 2022 volloopt, en dat eerdere beroepen tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk zijn verklaard als deze zijn ingediend voordat de dwangsom was volgelopen. De rechtbank heeft besloten om deze beleidslijn niet toe te passen, omdat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet was volgelopen op het moment van de uitspraak in deze zaak.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een inhoudelijke behandeling van het beroep mogelijk maken. Eiser heeft geen nieuwe argumenten kunnen aanvoeren die de rechtbank zouden kunnen overtuigen om van haar eerdere beslissing af te wijken. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en is er geen vergoeding van proceskosten toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 mei 2022.