In deze zaak heeft eiseres op 27 mei 2020 een verzoek ingediend voor beoordeling van haar arbeidsvermogen in het kader van een Wajong-uitkering. Na onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv, werd geconcludeerd dat eiseres momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar dat zij dit in de toekomst mogelijk kan ontwikkelen. Het Uwv heeft daarop de aanvraag voor de Wajong-uitkering op 19 augustus 2020 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard in een besluit van 16 september 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 29 april 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en moeder, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en het Uwv overwogen, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Dit werd onderbouwd met rapportages die de behandelbaarheid van eiseres' psychische klachten benadrukten.
De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van het arbeidsvermogen van eiseres in de toekomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de Wajong-uitkering door het Uwv in stand blijft.