ECLI:NL:RBMNE:2022:2244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5160
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek AIO-aanvulling en bewijsvoering omtrent Turks pensioen

In deze zaak heeft eiseres een herzieningsverzoek ingediend tegen de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met betrekking tot de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). De SVB heeft eerder besloten om de AIO-aanvulling van eiseres te verlagen en terug te vorderen, omdat zij volgens de SVB een Turks pensioen ontvangt. Eiseres betwist dit en stelt dat zij geen Turks pensioen heeft en dat de SVB niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De rechtbank heeft op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor nieuwe feiten en omstandigheden bij eiseres ligt. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet overtuigend waren en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangetoond die de eerdere besluiten van de SVB zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van de SVB in stand blijven. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Schuurman).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het herzieningsverzoek van eiseres tegen de besluiten van 5 december 2018, 20 februari 2019 en 3 juni 2019 afgewezen. In deze besluiten heeft verweerder de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) herzien, verlaagd, ingetrokken en een bedrag van € 8.244,71 teruggevorderd.
Bij besluit van 7 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2022 via een online verbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook haar zoon [zoon] heeft deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is tevens [A] verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Eiseres heeft de gelegenheid gekregen aanvullende stukken in te dienen. Verweerder heeft de gelegenheid gekregen om nader onderzoek uit te voeren. Eiseres heeft op 11 maart 2022 nadere stukken ingediend. Op 4 april 2022 heeft eiseres medegedeeld geen toestemming te geven aan verweerder om informatie op te vragen bij Turkse organisaties. Nadat van alle partijen schriftelijke reacties zijn ontvangen en geen van hen heeft verklaard op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Aan eiseres is een AIO-aanvulling toegekend vanaf maart 2014. Verweerder heeft de AIO-aanvulling verlaagd vanaf februari 2017 en beëindigd vanaf augustus 2018, omdat eiseres volgens verweerder een Turks pensioen heeft en daardoor een te hoog inkomen heeft om in aanmerking te komen voor een AIO-aanvulling. Na een ongegrond verklaard bezwaar zijn de besluiten over de intrekking en terugvordering in rechte komen vast te staan. Eiseres heeft op 9 november 2020 een herzieningsverzoek ingediend. Dat verzoek heeft verweerder afgewezen.
2. Bij het herzieningsverzoek heeft eiseres naar de volgende documenten verwezen:
- een verklaring dat zij geen bankrekening in Turkije heeft;
- een brief van Turkse pensioenfonds SGK van 15 oktober 2019, waarin staat dat eiseres geen
pensioen heeft;
- een verzekeringsoverzicht van het Turkse pensioenfonds SGK van 7 oktober 2020,
waarin staat dat eiseres geen actuele verzekeringsdagen heeft voor een Turks pensioen;
Na de zitting heeft eiseres een aanvullende verklaring van het Turkse pensioenfonds SGK van 25 februari 2022 ingediend, waarin staat dat zij geen pensioen heeft.
Nieuwe feiten en omstandigheden betreffende het Turks pensioen
Standpunten van partijen
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De door eiseres overgelegde documenten tonen niet aan dat eiseres geen Turks pensioen heeft. De aangeleverde verklaringen van SGK door eiseres van 15 oktober 2019 en 25 februari 2022 kloppen niet. SGK heeft meerdere malen aan verweerder bevestigd dat eiseres een Turks pensioen heeft. Omdat eiseres geen toestemming geeft voor het opvragen van informatie bij de instanties in Turkije, kan verweerder geen nader onderzoek uitvoeren.
4. Eiseres voert aan dat zij geen Turks pensioen heeft en daar ook niet redelijkerwijs over kan beschikken. Zij voldoet niet aan de voorwaarden van de Turkse regelgeving om een pensioen te kunnen krijgen. Verweerder onderbouwt niet dat eiseres een pensioen uit eigen middelen heeft gekocht of wat de reden is dat het pensioen, zoals SGK stelt, overgemaakt wordt naar een Turkse bankrekening. Daarnaast betwist eiseres uitdrukkelijk dat zij of haar familie documenten hebben vervalst. Dat eiseres geen toestemming geeft aan verweerder om informatie op te vragen bij Turkse organisatie, kan niet gebruikt worden als argument dat zij niet mee wil werken. Vanwege haar Koerdische afkomst is het onveilig als er contact gelegd wordt met de Turkse autoriteiten.
Juridisch kader
5. Bij een verzoek tot herziening van een eerder genomen besluit is artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Als een nieuwe aanvraag wordt ingediend nadat een eerdere aanvraag geheel of gedeeltelijk is afgewezen, moet de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermelden. Als de aanvrager dit niet vermeldt, kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen door te verwijzen naar het eerdere besluit.
Beoordeling
6. De rechtbank stelt voorop dat bij een herzieningsverzoek zoals hier aan de orde de bewijslast op eiseres rust. Het is aan haar om aan te tonen dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Verweerder hoeft dus niet, zoals eiseres stelt, in deze procedure te onderbouwen dat eiseres een Turks pensioen heeft en hier redelijkerwijs over kan beschikken.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. Verweerder hoefde daarom niet terug te komen op de eerdere besluiten van 5 december 2018, 20 februari 2019 en
3 juni 2019. De rechtbank volgt eiseres namelijk niet in haar standpunt dat zij vanwege Turkse wet- en regelgeving geen Turks pensioen kan hebben. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat het met haar persoonlijke omstandigheden onmogelijk is om een Turks pensioen te krijgen. Dat eiseres zoals zij stelt geen Turkse bankrekening heeft maakt de beoordeling niet anders. Eiseres hoeft immers zelf geen Turkse bankrekening te hebben om over het pensioen te kunnen beschikken. Ook het verzekeringsoverzicht, waarin staat dat eiseres geen actuele verzekeringsdagen heeft, zorgt niet voor een nieuw gebleken feit. Omdat eiseres inmiddels gepensioneerd is, is het aannemelijk dat eiseres geen actuele werkdagen en/of verzekeringsdagen heeft.
8. Eiseres heeft twee verklaringen van SGK overgelegd, waarin staat dat eiseres geen Turks pensioen heeft. Deze informatie is tegenstrijdig met drie schriftelijke verklaringen van SGK aan verweerder en een bevestiging door SGK in een telefoongesprek met verweerder dat eiseres een Turks pensioen heeft. Verder is vastgesteld dat de twee verklaringen van SGK die eiseres overgelegd heeft bijna geheel identiek aan elkaar zijn (inclusief de plaats van de handtekening en de stempel). Ook is vastgesteld dat, in de verklaring van SGK van 15 oktober 2019, het lettertype en grootte afwijken van de rest van de verklaring. Verweerder heeft daarom mogen twijfelen aan de authenticiteit van deze documenten. Dat geldt te meer nu SGK zelf heeft verklaard dat de verklaring van 25 februari 2022 niet van hem afkomstig is. Hoewel het eiseres vrij staat om vanwege haar moverende redenen geen toestemming te geven aan verweerder om informatie op te vragen bij Turkse instanties, heeft dit wel tot gevolg dat verweerder geen nader onderzoek kan uitvoeren in Turkije. Daardoor kan er geen nadere duidelijkheid worden verkregen over hoe het zit met het Turkse pensioen. De door eiseres overgelegde informatie van SGK geeft naar het oordeel van de rechtbank dus evenmin aanleiding om nieuwe feiten of veranderende omstandigheden aan te nemen.
9. Wat verder is aangevoerd door eiseres op dit punt, maakt de beoordeling niet anders.
De AOW-uitkering
10. Tot slot is eiseres van mening dat haar uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) te laag is.
11. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van het AOW pensioen niet beoordeeld kan worden in deze procedure. Het verzoek tot herziening richt zich tegen de besluiten over herziening, intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling. In deze besluiten is niets bepaald over de hoogte van het AOW pensioen. Als eiseres een verhoging van het AOW pensioen wil, kan zij een verzoek hiertoe indienen bij verweerder.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 juni 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderdrechter
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.