ECLI:NL:RBMNE:2022:2345

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3787
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Ziektewet-uitkering na ziekmelding en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.I. Bal, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C.W.P. van den Berg. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder, waarin werd bepaald dat zij met ingang van 27 november 2020 en 2 maart 2021 geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 1 november 2014 ziekmeldde en na verschillende beoordelingen en uitkeringen, uiteindelijk in 2021 opnieuw ziekmeldde. Verweerder heeft in zijn besluiten de geschiktheid van eiseres voor bepaalde functies beoordeeld op basis van medische en arbeidskundige rapportages.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages en de argumenten van eiseres dat haar beperkingen onvoldoende zijn erkend. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordeling van eiseres juist is. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies, en dat de besluiten van verweerder terecht zijn. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2021 (het eerste primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 27 november 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 9 april 2021 (het tweede primaire besluit) heeft verweerder gepaald dat eiseres vanaf 2 maart 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
Bij besluit van 30 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam als managementassistente gedurende 19,92 uur per week en heeft zich op 1 november 2014 ziekgemeld vanwege lichamelijke gezondheidsklachten. Op 22 januari 2016 vond er een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling plaats. Eiseres is toen voor meer dan 65% arbeidsgeschikt verklaard. Vervolgens heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Op 17 oktober 2017 was eiseres arbeidsongeschikt en na de beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt verklaard. Op 28 februari 2020 zijn er nieuwe functies geduid. Daarna heeft eiseres zich op 31 maart 2020 ziekgemeld, zij ontving op dat moment een WW-uitkering. Op 31 augustus 2020 is eiseres arbeidsgeschikt verklaard, het bezwaar en beroep hiertegen zijn ongegrond verklaard. Eiseres heeft zich daarna met ingang van 27 november 2020 ziekgemeld. Zij ontving op dat moment een WW-uitkering. Hierover gaat het eerste primaire besluit. Op 2 maart 2021 heeft eiseres zich wederom ziekgemeld. Hierover gaat het tweede primaire besluit.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres geschikt is voor de geduide functies assistent consultatiebureau en productiemedewerker industrie. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.

Het oordeel van de rechtbank

Zorgvuldigheid van het onderzoek

3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
4. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft lichamelijk en psychisch onderzoek bij eiseres verricht. Daarnaast heeft hij het dossier bestudeerd en was hij aanwezig bij de hoorzitting. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie opgevraagd bij de huisarts en praktijkondersteuner GGZ en heeft hij dit meegewogen bij zijn beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich daarom gebaseerd op een compleet medisch beeld van eiseres.
Medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Zij stelt dat uit de medische rapportage blijkt dat haar klachten waarvoor aanvullende beperkingen zijn aangenomen per 2 maart 2021 reeds aanwezig waren bij de ziekmelding per 27 november 2020. Er hadden ruimere beperkingen aangenomen moeten worden ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Eiseres had, vanwege haar psychische klachten, beperkt moeten zijn ten aanzien van contact met anderen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres. De rechtbank heeft daar de volgende redenen voor.
Medische situatie per 27 november 2020
7. In het rapport van 1 maart 2021 geeft de arts van het Uwv aan dat er geen sprake is van een medische volledige arbeidsongeschiktheid. Op grond van anamnese, dagverhaal en psychisch onderzoek blijkt niet dat er sprake is van cognitieve problematiek die aanleiding geeft voor beperkingen ten aanzien van aandacht en concentratie. Bovendien worden deze beperkingen slechts aangenomen indien er sprake is van ernstige psychiatrische problematiek. Hiervan is volgens de arts bij eiseres geen sprake.
8. In het rapport van 27 juli 2021 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen. Wel heeft eiseres een TENS aangemeten gekregen, wat in werk een extra beperking geeft ten aanzien van de werkomgeving (het niet mogen werken in een omgeving met magnetische velden). Echter, omdat een dergelijke werkomgeving niet voorkomt bij de geduide functies, blijft eiseres geschikt. Eiseres gebruikte nog geen oxazepam en had ook geen behandeling bij praktijkondersteuner GGZ. Dit komt ook niet terug in het sociaal functioneren. Daarom blijven de geduide functies van toepassing volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Medische situatie per 2 maart 2021
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaart dat de mentale belastbaarheid in lichte mate is gewijzigd. Dit komt omdat er mentale beperkingen aan de orde zijn voor veelvuldige storingen en onderbrekingen (bij hoog-complexe taken beperkt), veelvuldige deadlines/productiepieken (bij hoog complexe taken beperkt), conflicthantering (incidenteel wel rechtstreeks mogelijk en leidinggevende aspecten (niet beperkt bij een kleine groep mensen). De verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaart verder in het rapport van 27 juli 2021 dat er in het medisch onderzoek geen aanwijzingen waren voor ernstige psychopathologie. Daarnaast ervaart eiseres baat bij de behandeling van de praktijkondersteuner. Ook gebruikt eiseres laagfrequent Oxazepam. Verder komt door eiseres ervaren ernst/diepte van de klachten niet terug in het sociaal functioneren.
10. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de deskundige goed volgen. Het verschil in de beperkingen van eiseres op 27 november 2020 en 2 maart 2021 is inzichtelijk gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft goed uitgelegd waarom de beperkingen per deze data anders waren. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat eiseres in beroep geen objectiveerbare medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperkingen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat er ruimere beperkingen aangenomen moeten worden vanwege de psychische klachten. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres stelt dat zij de functies niet kan verrichten. Ten aanzien van de functie assistent consultatiebureau zijn deadlines/productiepieken en conflicthantering een kenmerkende belasting. Er is hier sprake van een overschrijding van de belastbaarheid. Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie wordt aangegeven dat er een opleiding in het Engels moet worden gevolgd. Gelet op de psychische klachten van eiseres is zij hiertoe niet in staat.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres wordt geschikt geacht voor ‘haar arbeid’. Dit zijn de geduide functies assistent consultatiebureau en productiemedewerker industrie. Ten aanzien van de functie assistent consultatiebureau verklaart de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 27 juli 2021 dat deze functie geschikt is, omdat er geen sprake is van hoog complexe taken bij deadlines/productiepieken. Daarnaast is het meten/wegen van kinderen en het invoeren van deze gegevens een routinematige handeling. Bij een laatkomer kan een ander kind eerder gemeten/gewogen worden en zodoende de doorgang minimaal beïnvloeden. Omdat de frequentie van boze ouders dermate laag is (een enkele keer per jaar) is dit geen reden om de functie niet geschikt te achten.
13. Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie verklaart de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 27 juli 2021 dat het risico voor eiseres bij het gebruik van Oxazepam tijdens deze functie gebaseerd is op reactiesnelheid, gevaar voor anderen en gevaar op groot letsel door mogelijk verminderde alertheid. Bij het gebruiken van een soldeerbout is er echter geen sprake van een benodigde goede reactiesnelheid, omdat iemand zelf de controle heeft over het apparaat en slechts met kleine bewegingen werkt. Er is daarbij geen gevaar voor anderen en zichzelf. Dit wordt dus niet gezien als een probleem.
14. Eiseres voldoet verder aan de opleidingseis voltooide basisschool. Eiseres heeft een MBO-4 diploma behaald. Haar maatmanfunctie was de management assistente. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres een supervisor certificaat heeft behaald. Daarom kan de rechtbank volgen dat ervan uit gegaan kan worden dat het niveau van eiseres ten aanzien van het lezen van de Engelse taal hoger is dan op het niveau van voltooid basisonderwijs. Daarnaast is in het rapport van 25 november 2019 weergegeven dat eiseres werk gerelateerde vaardigheden in Engelse taal heeft. In de functie wordt verder geen opleiding in het Engels gevolgd.
15. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd waarom de functies passend zijn voor eiseres en de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
Conclusie
16. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres met ingang van 27 november 2020 en 2 maart 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 juni 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.