ECLI:NL:RBMNE:2022:2346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4454
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onterecht ontvangen WW-uitkering in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin werd bepaald dat zij een bedrag van € 864,85 aan onterecht ontvangen WW-uitkering moest terugbetalen. Dit bedrag was ontvangen over de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020, terwijl eiseres ook recht had op een Ziektewet (ZW) uitkering voor dezelfde periode.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in september 2020 een WW-uitkering had ontvangen, terwijl zij ook recht had op een ZW-uitkering. Verweerder heeft in zijn besluit gesteld dat de WW-uitkering niet meer kon worden verrekend met de ZW-uitkering, omdat deze al was uitbetaald voordat de beslissing op bezwaar was genomen. Eiseres was het niet eens met de terugvordering en stelde dat er onterecht een voorschot was verstrekt zonder voldoende onderzoek naar haar recht op uitkering.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres een bedrag heeft ontvangen waar zij geen recht op had en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van terugvordering af te zien. De beroepsgronden van eiseres zijn niet gehonoreerd, en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2021 (het eerste primaire besluit, herziening) heeft verweerder bepaald dat eiseres over de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020 recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 26 februari 2021 (het tweede primaire besluit, terugbetaling) heeft verweerder bepaald dat eiseres een bedrag van € 864,85 bruto WW-uitkering moet terugbetalen over de periode 1 september 2020 tot en met 30 september 2020.
Bij besluit van 30 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft op 2 oktober 2020 de ZW-uitkering over de maand september 2020 ter hoogte van € 934,16 bruto uitbetaald gekregen. Bij beslissing van 14 oktober 2020 is eiseres per 1 september 2020 weer arbeidsgeschikt geacht. Bij beslissing van 21 oktober 2020 is de ZW-uitkering over de maand september ter hoogte van € 934,16 teruggevorderd. Bij beslissing van 23 oktober 2020 is vastgesteld dat eiseres de uitkering netto mocht terugbetalen ter hoogte van € 812,24. Eiseres heeft deze vordering voldaan op 30 november 2020. Bij beslissing van 4 november 2020 is de WW-uitkering van eiseres per 1 september 2020 toegekend. Eiseres heeft de maand september 2020 op 5 november 2020 betaald gekregen ter hoogte van
€ 864,86 bruto. Naar aanleiding van de beslissing op bezwaar van 29 januari 2021 is de ZW-uitkering over de maand september 2020 ter hoogte van € 934,16 bruto op 16 februari 2021 nogmaals betaalbaar gesteld. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres over de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020 een WW-uitkering heeft ontvangen. Over de genoemde periode had eiseres ook recht op een ZW-uitkering. Het bedrag aan WW-uitkering dat eiseres over de maand september 2020 te veel heeft ontvangen, moet zij terugbetalen. Eiseres heeft een bedrag van € 864,-- bruto ontvangen, terwijl zij niets had moeten ontvangen.
Het oordeel van de rechtbank
3. Eiseres is het niet eens met de gang van zaken. Er is onterecht een ZW-uitkering voorschot uitgekeerd zonder overleg of onderzoek dat er sprake was van een recht of kans dat het recht op uitkering gaat ontstaan. Normaal gesproken wordt er geen ZW-uitkering verstrekt indien de belanghebbende nog een lopend recht heeft op een WW-uitkering. Eiseres zegt dat de te veel ontvangen ZW-uitkering over september 2020 is terugbetaald. Achteraf is wel vast komen te staan dat eiseres in september 2020 recht had op een ZW-uitkering. Eiseres is het niet eens met de terugvordering van de WW-uitkering van € 864,85. Het is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel om het voorschot dat is verstrekt terug te vorderen.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Het staat vast dat eiseres een bedrag heeft ontvangen waar zij geen recht op had. Omdat de WW-uitkering over de maand september 2020 al was uitbetaald voordat de beslissing op bezwaar was genomen, was het volgens verweerder niet meer mogelijk om de uitkeringen met elkaar te verrekenen. Omdat eiseres het bedrag na 31 december 2020 moet terugbetalen, kunnen de sociale verzekeringspremies niet meer worden teruggevraagd bij de Belastingdienst. Eiseres kan de te veel betaalde loonheffing terugvragen bij de Belastingdienst (bij belastingaangifte over het jaar 2021).
5. De rechtbank kan het standpunt van verweerder goed volgen. Daarnaast heeft eiseres onvoldoende toegelicht waarom zij door de gang van zaken benadeeld is en op welke manier. Verder is het voorschot niet van toepassing in deze zaak. Daarom gaat de vergelijking van eiseres ten aanzien van een voorschot (in het kader van de WIA) niet op. Er is tot slot ook niet gebleken van bijzondere omstandigheden om van terugvordering af te zien. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres over de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020 een bedrag van € 864,85 aan onterecht ontvangen WW-uitkering moet terugbetalen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 juni 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.