Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam als schoonmaker [derde belanghebbende] en [bedrijf] . voor 39,31 uur per week. Op 6 september 2018 heeft zij zich ziekgemeld met fysieke en psychische klachten. Op 24 juni 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Na een wachttijd van 104 weken heeft er een WIA-beoordeling plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres voor 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht, maar dat deze mate van arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. Eiseres voert aan dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat. Eiseres voert aan dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat ze daarom recht heeft op een IVA-uitkering. Verder voert eiseres aan dat verweerder niet duidelijk heeft gemotiveerd waarom de klachten van eiseres zouden kunnen verbeteren. Aan de hand van wat partijen daarover naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of verweerder terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een IVA-uitkering.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling niet juist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling niet juist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk.
De beoordeling
Beoordelingskader
5. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij, uitgaande van de medische situatie op de datum in geding, een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn. Als voor het eerste jaar van een stabiele of verslechterende situatie wordt uitgegaan, moet de vaststelling dat in de periode daarna sprake is van een meer dan geringe kans op herstel, concreet en toereikend onderbouwd worden. Als de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres 80-100% arbeidsongeschikt is. Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de beperkingen door de psychische klachten van eiseres niet duurzaam zijn, als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA en dat eiseres dus niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een fictieve Functionelemogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, met daarin alleen de klachten die volgens hem duurzaam zijn. Dat zijn de beperkingen die voortkomen uit de longklachten en rugklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat de psychische klachten niet duurzaam zijn, aangezien eiseres nog niet uitbehandeld is. Dat eiseres de behandeling zelf heeft gestopt is een uiting van inadequaat herstelgedrag. De duurzame beperkingen vanwege de rug- en longklachten zorgen niet voor een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% en zijn daarom niet genoeg voor een IVA-uitkering.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat eiseres niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. Uit de hiervoor genoemde jurisprudentie van de CRvB volgt dat indien de inschatting van de kans op herstel berust op een ingezette medische behandeling, een onderbouwing vereist is die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele betrokkene. Hierbij is van belang dat dat verweerder ervan uitgaat dat de arbeidsongeschiktheid in het eerste ter beoordeling voorliggende jaar niet zal verbeteren, maar daarna wel. In dat geval moet de verzekeringsarts nog beter motiveren waarom na het eerste jaar dat herstel wél te verwachten is.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in te algemene bewoordingen uitgelegd waarom hij een verbetering van de psychische belastbaarheid van eiseres verwacht. Een concrete onderbouwing waarom er na het eerste jaar wél verbetering, en welke verbetering, valt te verwachten ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank is het ten aanzien van de psychische beperkingen van eiseres niet duidelijk geworden welke behandelingen eiseres al heeft gedaan, welke opties er nog zijn, welke behandelmogelijkheden worden voorgesteld en wat de mogelijke resultaten hiervan zouden zijn voor eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan in een situatie als deze niet volstaan met de stelling dat eiseres nog niet uitbehandeld is en met de enkele algemene inschatting dat de belastbaarheid door een behandeling nog zal kunnen verbeteren. Dit moet concreter gemotiveerd worden.
11. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Omdat daarin onvoldoende inzichtelijk is gemaakt waarom de arbeidsongeschiktheid ten aanzien van de psychische klachten van eiseres niet duurzaam is, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van eiseres slaagt in zoverre.
12. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder hiertoe in de gelegenheid te stellen. De rechtbank kan bij deze stand van zaken niet zelf een beslissing nemen en aan eiseres een IVA-uitkering toekennen. Het ligt op de weg van verweerder om nader te motiveren of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is. Naar het oordeel van de rechtbank is er nog geen sprake van een situatie waarin verweerder kennelijk niet in staat is om dit te onderbouwen.
13. Verweerder kan dit gebrek herstellen door met inachtneming van wat in 9. en 10. is overwogen en de in 6. genoemde rechtspraak van de CRvB inzichtelijk te motiveren waarom de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. Als de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat er nog verbetering te verwachten is, moet gespecificeerd worden welke behandelingen eiseres nog kan (blijven) volgen en wat het concreet te verwachten resultaat daarvan is voor haar mogelijkheden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.