ECLI:NL:RBMNE:2022:243

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
UTR 20/565 V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake belastingheffing

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak. De opposant had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW van 20 december 2019. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 29 april 2021 het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld, dat op 26 november 2021 is behandeld.

De rechtbank heeft in de verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak buiten zitting terecht was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de opposant ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. De opposant voerde aan dat de uitspraak in strijd met artikel 8:78 van de Algemene wet bestuursrecht niet in het openbaar was uitgesproken en dat de immateriële schadevergoeding te laag was vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de uitspraak buiten zitting niet in stand kon blijven, omdat de hoogste bestuursrechters hadden besloten dat de rechter de tijdigheid van een bezwaar niet meer ambtshalve behoort te beoordelen. Dit was in deze zaak wel gebeurd, waardoor de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond voordat de uitspraak buiten zitting werd gedaan. De rechtbank veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van de opposant tot een bedrag van € 541,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/565 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2022 op het verzet van

[opposant] uit [woonplaats] , opposant

(gemachtigde: mr. M.M. Vrolijk).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW van 20 december 2019.
In de uitspraak van 29 april 2021 heeft de rechtbank onder meer dat beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 26 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (die de belastingzaken van de gemeente Stichtse Vecht heeft overgenomen) heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.C.A. Houkes.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de heffingsambtenaar het bezwaar van opposant niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn is ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de uitspraak buiten zitting terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de uitspraak in strijd met artikel 8:78 van de Algemene wet bestuursrecht niet in het openbaar is uitgesproken. Verder is volgens opposant de immateriële schadevergoeding te laag vastgesteld.
4. De rechtbank heeft op de zitting aan de orde gesteld dat na de uitspraak buiten zitting door de hoogste bestuursrechters een gewijzigde jurisprudentielijn is uitgezet met betrekking tot ambtshalve toetsing (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1153). De hoogste bestuursrechters hebben besloten dat de rechter de tijdigheid van een bezwaar niet meer ambtshalve behoort te beoordelen. Dat is in dit geval wel gebeurd. Om die reden kan de uitspraak buiten zitting niet in stand blijven.
5. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank in de uitspraak buiten zitting ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, gegrond was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. De verzetgronden van opposant hoeven daarom niet meer beoordeeld te worden.
6. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak buiten zitting vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak buiten zitting werd gedaan. De zaak wordt hierna alsnog op een zitting behandeld. Ter voorlichting merkt de rechtbank op dat ook na het onderzoek ter zitting het eindoordeel kan zijn dat het beroep gegrond is.
7. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 541,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht in de proceskosten van opposant tot een bedrag van € 541,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 januari 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.