ECLI:NL:RBMNE:2022:2441

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/720
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die vanaf 4 januari 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres meldde zich ziek per 15 maart 2021 en ontving vanaf 14 juni 2021 een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uwv besloot op 8 oktober 2021 dat eiseres vanaf 18 oktober 2021 geen ZW-uitkering meer zou ontvangen, omdat zij in staat werd geacht haar arbeid te verrichten. Eiseres ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Tijdens de zitting op 8 juni 2022, die via een Teams-beeldverbinding plaatsvond, voerde eiseres aan dat zij door haar medische en psychische beperkingen niet in staat was om acht uur per dag te werken. De rechtbank overwoog dat het Uwv op zorgvuldige wijze had besloten over de arbeidsongeschiktheid van eiseres, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had nieuwe medische informatie overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen aanleiding gaf om het eerdere standpunt van het Uwv te herzien.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had bepaald dat eiseres met ingang van 18 oktober 2021 geen ZW-uitkering meer ontving. Aangezien het beroep ongegrond was, werden de proceskosten voor eiseres niet vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/720

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Heijnen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder

(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Eiseres ontving vanaf 4 januari 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Per 15 maart 2021 is eiseres ziekgemeld bij het Uwv. Het Uwv heeft aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend per 14 juni 2021.
Bij besluit van 8 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanaf 18 oktober 2021 geen ZW-uitkering meer ontvangt omdat zij met haar huidige klachten en beperkingen in staat kan worden geacht om haar arbeid te verrichten.
Bij besluit van 10 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering
2. Eiseres voert in beroep aan dat zij zich niet in staat acht om acht uur per dag haar eigen werkzaamheden te verrichten gelet op haar medische en psychische beperkingen. Voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid was eiseres werkzaam in de functie van Binnendienst Adviseur Zorgverzekeringen voor 32 uur per week. De grotendeels zittende werkzaamheden doen teveel pijn aan het onder- en bovenlichaam van eiseres. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep aanvullende medische stukken ingediend.
Beoordelingskader
3. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische beoordeling
4. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen dossierstudie hebben verricht en dat zij alle beschikbare informatie uit de behandelend sector in hun beoordeling hebben betrokken. Op 5 augustus 2021 heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. In het medisch rapport van 13 september 2021 overweegt de verzekeringsarts dat eiseres is hersteld per 1 oktober 2021. Op 6 oktober 2021 heeft een fysiek spreekuur plaatsgevonden. Eiseres is hersteld verklaard per 18 oktober 2021. Op 7 januari 2022 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden waarbij de verzekeringsarts aanwezig was. In het medisch rapport van 7 januari 2022 overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen medische argumenten zijn om de primair vastgestelde belastbaarheid te wijzigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De primaire verzekeringsarts heeft op 6 oktober 2021 lichamelijk onderzoek verricht bij eiseres. Daarbij heeft hij ook de rug van eiseres onderzocht, en is door de verzekeringsarts geconstateerd dat sprake is van een diepe rug, waarbij eiseres kon bewegen in alle richtingen. Ook heeft de verzekeringsarts geconstateerd dat eiseres vlot overeind kon komen. Anders dan eiseres op de zitting naar voren heeft gebracht bestaat geen grond voor het oordeel dat de verzekeringsarts geen rekening heeft gehouden met een door eiseres gestelde beklemming in de rug. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.
5. In beroep heeft eiseres nieuwe medische informatie overgelegd. Deze informatie is voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In een rapport van 20 mei 2022 heeft de verzekeringsarts geoordeeld dat de stukken geen aanleiding geven om het eerdere standpunt te herzien. Ook de verklaring van de manueel therapeut is hierbij meegenomen. De rechtbank kan de motivering van dit rapport volgen. De rechtbank ziet daarom geen aanknopingspunten voor twijfel aan dit rapport.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht bepaald dat eiseres met ingang van
18 oktober 2021 geen ZW-uitkering krijgt.
7. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres haar proceskosten niet vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.