ECLI:NL:RBMNE:2022:2458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/819
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan met dwangsommen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op zijn bezwaar. Eiser had eerder een verzoek ingediend om openbaarmaking van bepaalde stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Na een uitspraak van de rechtbank op 30 november 2021, waarin werd bepaald dat verweerder binnen twee weken moest beslissen, heeft eiser geconstateerd dat er nog steeds geen besluit was genomen. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser procesbelang heeft, ondanks dat de eerder opgelegde dwangsommen nog niet volledig verbeurd waren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat de termijn voor het nemen van een besluit al was verstreken en verweerder nog steeds geen besluit had genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 379,50 en het griffierecht van € 184,- moet door verweerder aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/819

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 30 november 2021 met zaaknummer: 21/4103. In die uitspraak staat dat verweerder niet tijdig op het bezwaar van eiser heeft beslist en dat hij binnen twee weken moet beslissen op het bezwaar. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder die beslissing nog altijd niet heeft genomen.
Nadat partijen zijn uitgenodigd voor een zitting, heeft eiser verzocht de zaak buiten zitting af te doen. Verweerder heeft aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 22 april 2021 een verzoek gedaan om openbaarmaking van bepaalde stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser heeft verzocht om:
  • Alle stukken (met inbegrip van berekeningen) die door [A] aan de gemeente zijn overgelegd in het kader van werkzaamheden binnen het wervengebied Utrecht.
  • De volledig nieuw te bouwen constructie, dus de met tussenschotten afgelaste buispalen, de (onderwater-)betonconstructie (bij de rioolkoffer), de walmuurconstructie en de damwanden zelf, die dus als een gehele afgesloten waterbarrière dient te worden beschouwd, op het moment dat daar geen andere maatregelen genomen worden.
  • De meetgegevens (hoogte-, deformatie- en trillingsdata) in grafieken.
2. Verweerder heeft op 23 juni 2021 op dit verzoek beslist. Op 7 juli 2021 heeft eiser hiertegen bezwaar ingesteld. Eiser heeft op 5 oktober 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Op 30 november 2021 heeft de rechtbank in dat beroep uitspraak gedaan en bepaald dat verweerder binnen twee weken een nieuw besluit moet nemen. Als verweerder dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
3. Eiser heeft dit besluit niet van verweerder ontvangen binnen de door de rechtbank bepaalde twee weken. Daarom heeft hij verweerder in gebreke gesteld op 24 januari 2022. Omdat hij nog altijd het besluit niet heeft ontvangen, heeft hij opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
4. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
5. Zoals gezegd heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens heeft hij opnieuw een beroep niet tijdig beslissen ingediend. Op dat moment waren de eerder door de rechtbank opgelegde dwangsommen nog niet volledig verbeurd. De rechtbank stelt vast dat eiser (desondanks) wel procesbelang heeft bij een uitspraak van de rechtbank op zijn nieuwe beroep niet tijdig beslissen. Verweerder heeft namelijk nog altijd geen besluit genomen op zijn bezwaar. Eiser heeft er belang bij dat verweerder dit alsnog doet. [1] Daar komt bij dat de dwangsommen ten tijde van de uitspraak inmiddels wel volledig zijn verbeurd. De rechtbank verklaart het beroep vervolgens ook gegrond, omdat de termijn van twee weken voor het alsnog nemen van een besluit, die de rechtbank in de uitspraak van 30 november 2021 heeft bepaald, al enige tijd is verstreken en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen op het bezwaar van eiser.
6. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder alsnog een besluit moet nemen op eisers bezwaar. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
7. Omdat dit eisers tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen is en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, vindt de rechtbank dat er een sterkere prikkel nodig is. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50,-.
9. Verweerder moet ook het griffiegeld aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 16 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1684).