ECLI:NL:RBMNE:2022:2497

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
539347 / HA RK 22-112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking ongegrond in procedure tot ondercuratelestelling

Op 24 juni 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster had de wraking ingediend tegen mr. E.T.M. Schoevaars, de behandelend rechter in de hoofdzaak, die betrekking heeft op een verzoek tot ondercuratelestelling. Verzoekster stelde dat de rechter de op de zitting van 19 mei 2022 overhandigde stukken niet had gelezen en dat zij geen definitief besluit wilde nemen over het curatele verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet beschikte over de stukken omdat deze pas op de zitting waren afgegeven en dat de rechter verzoekster de gelegenheid had gegeven om de inhoud van de stukken toe te lichten. De beslissing van de rechter om geen definitieve uitspraak te doen op het curatele verzoek totdat het hof in hoger beroep had geoordeeld, werd gekwalificeerd als een procesbeslissing en niet als een grond voor wraking. De wrakingskamer benadrukte dat de mogelijkheid van wraking niet bedoeld is om de voortgang van de procedure te beïnvloeden. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 539347 / HA RK 22-112
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 24 juni 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende op een bij de wrakingskamer bekend adres,
(verder te noemen verzoekster),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van deze rechtbank van 19 mei 2022, waarin het wrakingsverzoek is opgenomen;
  • de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. E.T.M. Schoevaars van 2 juni 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 10 juni 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Verzoekster is bij de mondelinge behandeling verschenen en heeft twee producties in het geding gebracht. De eerste productie betreft een 73 punten tellende reactie op het proces-verbaal van de zitting van 19 mei 2022. De tweede productie betreft een op 23 augustus 2019 gedateerde rapportage van een onderzoek naar de veiligheidsbeleving in de wijken [wijk] en de [wijk] in [woonplaats] . Het onderzoek is uitgevoerd door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid in opdracht van de gemeente [gemeente] .
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. E.T.M. Schoevaars als behandelend
rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9587463 \ MT
VERZ 21-7260 (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een verzoekschriftprocedure
strekkende tot ondercuratelestelling van verzoekster. Verzoekende partij is GGD Flevoland.
In de hoofdzaak is provisioneel bewind uitgesproken op 20 december 2021. Tegen dit besluit heeft verzoekster hoger beroep ingesteld. De zitting op 19 mei 2022 diende om het verzoek tot ondercuratelestelling verder inhoudelijk te behandelen en partijen, onder wie verzoekster, te horen.
2.2.
Belanghebbenden bij het wrakingsverzoek zijn GGD Flevoland en Bewindsbureau
[locatie] .
2.3.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter de op de dag van de zitting van 19 mei 2022 aan de rechtbank overhandigde stukken niet gelezen heeft en dat de rechter ter zitting geen definitief besluit wilde nemen op het curateleverzoek.
2.4.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij dat verzoekster op de dag van de zitting van 19 mei 2022 stukken aan de centrale balie van de rechtbank had afgegeven en dat zij op de zitting nog niet over deze stukken beschikte. Verder stelt de rechter, zover verzoekster haar verzoek baseert op het feit dat ter zitting geen definitief besluit op het curateleverzoek is genomen, dat zij eerst het oordeel van het Hof op het door verzoekster ingestelde hoger beroep tegen de beslissing over het provisioneel bewind wil afwachten voordat zij een eindbeslissing op het verzoek tot curatele zal nemen. De rechter stelt dat geen sprake is van (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer begrijpt dat het wrakingsverzoek, zoals dat door verzoekster mondeling is toegelicht, zich zowel richt tegen de omstandigheid dat de rechter de door verzoekster op 19 mei 2022 aan de rechtbank afgegeven stukken niet heeft gelezen als tegen het feit dat de rechter op de zitting van 19 mei 2022 geen definitief besluit heeft genomen op het curateleverzoek.
3.4.
Voor wat betreft het niet hebben gelezen van de door verzoekster overgelegde stukken geldt het volgende. Verzoekster heeft de stukken op de dag van de zitting bij de centrale balie afgegeven. De rechter heeft tijdens de zitting van 19 mei 2022 gemeld dat zij nog niet over die stukken beschikte en uitgelegd hoe dat zou kunnen komen. Uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter aan verzoekster heeft verteld dat als stukken bij de centrale balie worden afgegeven dit niet betekent dat zij deze stukken direct op het bureau krijgt. De rechter heeft verzoekster vervolgens in de gelegenheid gesteld te vertellen wat in de stukken staat. De omstandigheid dat de rechter op de zitting van 19 mei 2022 de door verzoekster aan de Centrale Balie afgegeven stukken niet heeft gelezen, omdat zij daarover nog niet beschikte, levert dan ook geen (schijn van) vooringenomenheid op.
3.5.
Voor wat betreft de tweede wrakingsgrond geldt het volgende. De beslissing van de rechter om geen definitieve beslissing te nemen op het curatele verzoek totdat het hof in hoger beroep uitspraak heeft gedaan, is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Dergelijke omstandigheden zijn door verzoekster niet gesteld en zijn de wrakingskamer ook niet gebleken.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.7.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Verzoekster heeft tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek namelijk opgemerkt dat zij het wel handig vindt om te wraken. Onderhavig verzoek is ook al het tweede verzoek in de hoofdzaak. De mogelijkheid van wraking is echter niet bedoeld om als instrument te worden ingezet om de voortgang van de procedure te beïnvloeden. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 9587463 \ MT VERZ 21-7260 zal dan ook niet in behandeling worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Toezicht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer 9587463 \ MT
VERZ 21-7260 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer 9587463 \ MT VERZ 21-7260 niet in behandeling zal worden genomen;
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A. van Dijk en mr. H.J. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. T. Stokvis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.