Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Aan eiser zijn de naheffingsaanslagen 1, 2 en 3 opgelegd, omdat hij volgens verweerder zijn voertuig met kenteken [kenteken] heeft geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Daarom zijn aan eiser de naheffingsaanslagen opgelegd.
3. Op 8, 15 en 22 juni 2020 heeft eiser zijn auto met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Wim Sonneveldlaan in Utrecht. Er geldt daar betaald parkeren. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen parkeerbelasting was voldaan.
4. Eiser voert allereerst aan dat verweerder niet bevoegd was om een naheffing parkeerbelasting op te leggen, omdat de bebording niet duidelijk is geplaatst. Het bord op de Weg tot de Wetenschap (de invalsweg voor de parkeerzone) staat niet in het blikveld van rechtdoorgaand verkeer. Verder voert eiser aan dat de naheffingsaanslagen te laat zijn verstuurd en verzoekt daarom tot vernietiging van de naheffingsaanslagen.
5. De rechtbank overweegt dat voorop staat dat de heffingsambtenaar de taak heeft om duidelijk kenbaar te maken waar, wanneer en op welke wijze parkeerbelasting moet worden voldaan. Dit kan blijken uit bebording of parkeerapparatuur in de directe omgeving van de parkeerplaats. Aan de andere kant heeft de parkeerder een onderzoeksplicht om zich op de hoogte te stellen van het parkeerregime dat ter plaatse geldt. De rechtbank acht de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse voldoende kenbaar. De rechtbank legt dat hierna uit.
6. Van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich, voordat hij zijn voertuig ergens parkeert, vergewist van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Het lag dus op weg van eiser om onderzoek te doen naar de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse.
7. Dit geldt eens te meer nu duidelijk is geworden tijdens de zitting dat eiser bij het inrijden van de parkeerzone bebording met daarop de vermelding van de verschuldigdheid van parkeerbelasting moet zijn gepasseerd en dat verderop in de straat waar eiser heeft geparkeerd volgens eiser zelf een herhaalbord staat.
8. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat het bord op de Weg tot de Wetenschap vanuit Bunnik niet in het blikveld staat van het rechtdoorgaand verkeer. Uit de eigen foto’s van eiser blijkt echter dat het bord direct naast de weg in de berm en boven een voorrangsbord hangt. Er is niets wat het zicht op dat bord belemmert. Doorgaand verkeer moet uiteraard letten op het andere verkeer en de nadere stoplichten, maar moet ook oog hebben voor de (verkeers)borden langs de weg.
9. Uit de foto van verweerder blijkt dat als de parkeerzone vanuit de andere kant benaderd wordt, er ook een bord direct naast de weg staat. Naar het oordeel van de rechtbank was het ter plekke voldoende duidelijk dat eiser een parkeerzone in reed. Dat het herhaalbord op de Wim Sonneveldlaan achter een boom zou staan, maakt dit ook niet anders. Uit het parkeerzonebord volgt namelijk dat vanaf dat bord voor parkeren betaald moet worden totdat een eindeparkeerzonebord wordt gepasseerd. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Verder voert eiser aan dat de naheffingsaanslagen te laat zijn verstuurd en verzoekt daarom tot vernietiging van de naheffingsaanslagen. Voor zover eiser daarmee bedoelt dat verweerder niet meer bevoegd was tot het opleggen van de naheffingsaanslag, dan kan dat niet slagen. Op grond van artikel 20, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt de bevoegdheid tot naheffing pas door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan. Dat de website van de gemeente vermeldt dat een betrokkene binnen twee weken na de parkeerovertreding een aanslag thuisgestuurd krijgt, maakt dat niet anders.
11. Voor zover eiser daarmee bedoelt dat de naheffing niet meer ingevorderd mag worden, dan is de bestuursrechter niet bevoegd te oordelen over de invordering van parkeerbelasting. Daarvoor moet eiser naar de burgerlijke rechter. De grond dat de naheffingsaanslagen te laat zijn verstuurd kan daarom hoe dan ook niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslagen. Alles samenvattend maakt dat verweerder bevoegd was om de naheffingsaanslagen op te leggen en deze blijven in stand.
12. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
13. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: