ECLI:NL:RBMNE:2022:251

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/682, UTR 21/1108 en UTR 21/1109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mondelinge uitspraak over naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de duidelijkheid van het parkeerregime

Op 7 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Eiser, die zijn voertuig zonder de verschuldigde parkeerbelasting had geparkeerd, had tegen de opgelegde naheffingsaanslagen beroep ingesteld. De rechtbank behandelde drie zaken gezamenlijk, met zaaknummers UTR 21/682, UTR 21/1108 en UTR 21/1109. Eiser voerde aan dat de bebording niet duidelijk was en dat de naheffingsaanslagen te laat waren verstuurd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende duidelijkheid had verschaft over het parkeerregime en dat eiser zelf onderzoek had moeten doen naar de verschuldigdheid van de parkeerbelasting. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd mondeling gedaan en direct na de zitting bekendgemaakt. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/682, UTR 21/1108 en UTR 21/1109
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: D. de Winter).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 8 juni 2020 om 10:40 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting (naheffingsaanslag 1) opgelegd ten bedrage van € 67,53. In de uitspraak op bezwaar van 26 januari 2021 (uitspraak op bezwaar 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep is ingesteld onder zaaknummer UTR 21/682.
Verweerder heeft aan eiser op 15 juni 2020 om 10:39 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting (naheffingsaanslag 2) opgelegd ten bedrage van € 67,53. In de uitspraak op bezwaar van 26 januari 2021 (uitspraak op bezwaar 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep is ingesteld onder zaaknummer UTR 21/1108.
Verweerder heeft aan eiser op 22 juni 2020 om 10:34 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting (naheffingsaanslag 3) opgelegd ten bedrage van € 67,53. In de uitspraak op bezwaar van 26 januari 2021 (uitspraak op bezwaar 3) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep is ingesteld onder zaaknummer UTR 21/1109.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn gezamenlijk op de zitting van 7 januari 2022 via Skype behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Aan eiser zijn de naheffingsaanslagen 1, 2 en 3 opgelegd, omdat hij volgens verweerder zijn voertuig met kenteken [kenteken] heeft geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Daarom zijn aan eiser de naheffingsaanslagen opgelegd.
3. Op 8, 15 en 22 juni 2020 heeft eiser zijn auto met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Wim Sonneveldlaan in Utrecht. Er geldt daar betaald parkeren. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen parkeerbelasting was voldaan.
4. Eiser voert allereerst aan dat verweerder niet bevoegd was om een naheffing parkeerbelasting op te leggen, omdat de bebording niet duidelijk is geplaatst. Het bord op de Weg tot de Wetenschap (de invalsweg voor de parkeerzone) staat niet in het blikveld van rechtdoorgaand verkeer. Verder voert eiser aan dat de naheffingsaanslagen te laat zijn verstuurd en verzoekt daarom tot vernietiging van de naheffingsaanslagen.
5. De rechtbank overweegt dat voorop staat dat de heffingsambtenaar de taak heeft om duidelijk kenbaar te maken waar, wanneer en op welke wijze parkeerbelasting moet worden voldaan. Dit kan blijken uit bebording of parkeerapparatuur in de directe omgeving van de parkeerplaats. Aan de andere kant heeft de parkeerder een onderzoeksplicht om zich op de hoogte te stellen van het parkeerregime dat ter plaatse geldt. De rechtbank acht de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse voldoende kenbaar. De rechtbank legt dat hierna uit.
6. Van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich, voordat hij zijn voertuig ergens parkeert, vergewist van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Het lag dus op weg van eiser om onderzoek te doen naar de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse.
7. Dit geldt eens te meer nu duidelijk is geworden tijdens de zitting dat eiser bij het inrijden van de parkeerzone bebording met daarop de vermelding van de verschuldigdheid van parkeerbelasting moet zijn gepasseerd en dat verderop in de straat waar eiser heeft geparkeerd volgens eiser zelf een herhaalbord staat.
8. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat het bord op de Weg tot de Wetenschap vanuit Bunnik niet in het blikveld staat van het rechtdoorgaand verkeer. Uit de eigen foto’s van eiser blijkt echter dat het bord direct naast de weg in de berm en boven een voorrangsbord hangt. Er is niets wat het zicht op dat bord belemmert. Doorgaand verkeer moet uiteraard letten op het andere verkeer en de nadere stoplichten, maar moet ook oog hebben voor de (verkeers)borden langs de weg.
9. Uit de foto van verweerder blijkt dat als de parkeerzone vanuit de andere kant benaderd wordt, er ook een bord direct naast de weg staat. Naar het oordeel van de rechtbank was het ter plekke voldoende duidelijk dat eiser een parkeerzone in reed. Dat het herhaalbord op de Wim Sonneveldlaan achter een boom zou staan, maakt dit ook niet anders. Uit het parkeerzonebord volgt namelijk dat vanaf dat bord voor parkeren betaald moet worden totdat een eindeparkeerzonebord wordt gepasseerd. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Verder voert eiser aan dat de naheffingsaanslagen te laat zijn verstuurd en verzoekt daarom tot vernietiging van de naheffingsaanslagen. Voor zover eiser daarmee bedoelt dat verweerder niet meer bevoegd was tot het opleggen van de naheffingsaanslag, dan kan dat niet slagen. Op grond van artikel 20, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt de bevoegdheid tot naheffing pas door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan. Dat de website van de gemeente vermeldt dat een betrokkene binnen twee weken na de parkeerovertreding een aanslag thuisgestuurd krijgt, maakt dat niet anders.
11. Voor zover eiser daarmee bedoelt dat de naheffing niet meer ingevorderd mag worden, dan is de bestuursrechter niet bevoegd te oordelen over de invordering van parkeerbelasting. Daarvoor moet eiser naar de burgerlijke rechter. De grond dat de naheffingsaanslagen te laat zijn verstuurd kan daarom hoe dan ook niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslagen. Alles samenvattend maakt dat verweerder bevoegd was om de naheffingsaanslagen op te leggen en deze blijven in stand.
12. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
13. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.