ECLI:NL:RBMNE:2022:252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2064
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting na kortstondig parkeren

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. van den Berg, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door D. de Winter. Eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 68,77 ontvangen, welke door verweerder op 27 oktober 2020 was opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 april 2021 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde.

De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skype-zitting op 7 januari 2022. Eiseres stelde dat zij haar auto slechts enkele minuten had stilgezet om de route uit te stippelen en dat er geen sprake was van parkeren. De rechtbank oordeelde echter dat het stilzetten van de auto op een gefiscaliseerde parkeerplaats, ook al was dit voor een korte periode, als parkeren moet worden aangemerkt volgens de Gemeentewet en de gemeentelijke parkeerverordening. De rechtbank verwierp het beroep op overmacht, aangezien eiseres niet in een levensbedreigende of spoedeisende situatie verkeerde.

De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De beslissing werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2064
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: A. van den Berg),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: D. de Winter).

Procesverloop

In de beschikking van 27 oktober 2020 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 68,77.
In de uitspraak op bezwaar van 7 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de Skype-zitting van 7 januari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft haar auto (kenteken: [kenteken] ) op 16 oktober 2020 om 16:28 uur geparkeerd aan de Veeartsenijstraat in Utrecht. Er geldt daar betaald parkeren. Omdat eiseres geen parkeerbelasting heeft voldaan, heeft verweerder haar een naheffingsaanslag opgelegd.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een gefiscaliseerde parkeerplaats en dat op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag geen parkeerbelasting op de aangifte was voldaan.
4. Eiseres stelt dat ze niet anders kon dan op de parkeerplaats te gaan staan om het overige verkeer niet te hinderen. De rechtbank vat dit op als een beroep op overmacht. Een beroep op overmacht kan alleen slagen indien eiseres in verband met een (levensbedreigende) noodsituatie of een spoedeisende situatie verhinderd was of niet in staat was om (tijdig) parkeerbelasting te betalen. Dat was niet het geval. Eiseres had ook stil kunnen staan op de weg zonder het verkeer te hinderen. Er was geen sprake van overmacht. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Verder voert eiseres aan dat er geen sprake was van parkeren, omdat ze slechts enkele minuten stilstond om de route uit te stippelen. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. De rechtbank legt dat hierna uit.
6. De Gemeentewet, waar deze naheffing op is gebaseerd, en de gemeentelijke parkeerverordening omschrijven parkeren als: “het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig”. Uitzonderingen hierop zijn: de tijd die nodig is voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen en het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Van een van deze uitzonderingen is in eiseres geval geen sprake.
7. De vraag is dus of eiseres het voertuig gedurende een aaneengesloten periode heeft doen of laten staan. Dit was het geval. Eiseres nam geen deel meer aan het verkeer en heeft aangegeven dat ze enkele minuten op die parkeerplaats heeft gestaan. Dat eiseres nog achter het stuur zat en dat de motor en remlichten nog aan stonden maakt dit niet anders. Het stilzetten van een auto om de route te zoeken op een parkeerplaats moet dan ook worden aangemerkt als parkeren in de zin van de Gemeentewet en de gemeentelijke parkeerverordening, ook als dat slechts enkele minuten heeft geduurd. In een vergelijkbare zaak heeft Hof Amsterdam eerder overwogen dat kort stilstaan om even te bellen ook aangemerkt moet worden als parkeren. [1]
8. De rechtbank begrijpt dat eiseres het een onredelijke situatie vindt dat in zo een situatie parkeerbelasting wordt nageheven, maar de vraag of het redelijk is parkeerbelasting te heffen in een situatie als deze staat niet aan de rechtbank ter beoordeling. Wel of verweerder de naheffing op mocht leggen en dat is het geval. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.