In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 31 maart 2022, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht geen beslissing had genomen op zijn bezwaarschrift. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de opposant op dat moment geen procesbelang had, omdat de dwangsom die was opgelegd nog niet was verbeurd. De opposant ging in verzet, omdat hij van mening was dat hij wel degelijk procesbelang had en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen zitting nodig was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de opposant terecht aanvoert dat hij procesbelang heeft, aangezien de beslistermijn die was opgelegd door de rechtbank in een eerdere uitspraak was verstreken. De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak van 31 maart 2022 niet juist was, omdat het college ten tijde van die uitspraak nog geen besluit op het bezwaar had genomen. Hierdoor was er wel degelijk procesbelang voor de opposant, ook al was de dwangsom nog niet volledig verbeurd.
De rechtbank verklaart het verzet gegrond en herroept de eerdere uitspraak. De zaak zal verder worden behandeld door de rechtbank, waarbij de opposant nog bericht zal ontvangen. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten in de verzetzaak, die zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is verzonden aan de betrokken partijen.