In deze zaak heeft eiser, die zich per 31 december 2018 ziek heeft gemeld, een WIA-uitkering aangevraagd op 31 oktober 2020. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op basis van de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 7 januari 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en verweerder gevraagd om nadere medische rapportages. Na inbreng van deze rapportages heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een nadere zitting.
De rechtbank oordeelt dat de besluiten van verweerder over de arbeidsongeschiktheid van eiser zijn gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die aan de vereiste voorwaarden voldoen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die hebben vastgesteld dat eiser beperkt is, maar niet in de mate die een WIA-uitkering rechtvaardigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de WIA-aanvraag.