In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Biemond, heeft in beroep aangevoerd dat de diagnose drugsmisbruik ten onrechte is gesteld door de psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 29 maart 2019 door de politie is aangehouden en dat er bij hem een speekseltest is afgenomen die een indicatie gaf voor cannabis en amfetamine. Bij bloedonderzoek zijn vervolgens amfetamine en THC aangetroffen. Eiser heeft niet tijdig de kosten van een verplicht onderzoek naar zijn drugsgebruik betaald, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
De psychiater heeft vastgesteld dat eiser niet is gestopt met het drugsgebruik en heeft de diagnose drugsmisbruik gesteld. Eiser heeft in beroep betoogd dat de overwegingen van verweerder over de prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs onbegrijpelijk zijn en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn argumenten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapportage van de psychiater geen gebreken vertoont en dat de conclusies voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan de zorgvuldigheid van het rapport te twijfelen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de diagnose drugsmisbruik in de zin van de wet correct is en dat verweerder op basis van deze diagnose het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.