ECLI:NL:RBMNE:2022:2697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/5260
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Wajong-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Houri, beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering heeft afgewezen. Eiser had op 30 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv oordeelde dat hij geen recht had op deze uitkering omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam zou zijn. Eiser betwistte dit en stelde dat hij wel degelijk duurzaam geen arbeidsvermogen had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat eiser op de datum in geding geen arbeidsvermogen heeft, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de duurzaamheid van dit gebrek aan arbeidsvermogen. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zorgvuldige wijze heeft gehandeld en dat er geen sprake was van een onzorgvuldig onderzoek.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de medische beoordeling en de geschiktheid voor de functie van baliemedewerker beoordeeld. Eiser voerde aan dat de arbeidsdeskundige onvoldoende had gemotiveerd waarom hij geschikt zou zijn voor deze functie. De rechtbank oordeelde echter dat de arbeidsdeskundige voldoende had onderbouwd dat eiser in staat was om een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv in stand gelaten. Eiser heeft geen recht op een Wajong-uitkering omdat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De uitspraak is gedaan op 20 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Houri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: J. Swart).

Inleiding

1.1.
Op 30 maart 2021 heeft eiser een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan met verzoek tot toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2.
Met het besluit van 29 juli 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiser vanaf die datum geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser heeft weliswaar op dit moment geen arbeidsvermogen, maar de verwachting is dat hij in de toekomst misschien wel weer kan werken.
1.3.
Met het besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv heeft bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek op de zitting heeft via MS-Teams plaatsgevonden op 5 april 2022.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Partijen zijn het erover eens dat eiser op de datum in geding, 30 maart 2021, geen arbeidsvermogen heeft. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. Volgens het Uwv is het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam, omdat eiser dit in de toekomst nog kan ontwikkelen. Hierdoor heeft eiser geen recht op een Wajong-uitkering. Eiser vindt dat hij wel recht heeft op een Wajong-uitkering en dat het Uwv ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het ontbreken van arbeidsvermogen is volgens eiser duurzaam.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep op betalingsonmacht griffierecht
3. Op 27 januari 2022 heeft eiser bij de rechtbank een verzoek ingediend voor een ontheffing van het betalen van het griffierecht van € 49,-. Uit de stukken die eiser heeft overgelegd blijkt dat hij niet over vermogen beschikt en dat hij momenteel een Ziektewet-uitkering ter hoogte van € 86,05 per week ontvangt. De rechtbank oordeelt dat hieruit blijkt dat eiser aan de voorwaarden voor ontheffing voldoet. Het verzoek van eiser wordt daarom toegewezen.
Beoordelingskader
4. Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft. Onder duurzaam geen arbeidsvermogen wordt de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat iemand geen arbeidsvermogen heeft indien diegene:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon.
5. Voor het recht op een Wajong-uitkering moet het Uwv dus beoordelen of (ten minste) één van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen. Het Uwv moet daarna beoordelen of dat duurzaam is. Het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen betekent dat de mogelijkheden niet door medisch herstel, behandeling, begeleiding of door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren. Het Uwv heeft een stappenplan ontwikkeld aan de hand waarvan beoordeeld wordt of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
6. De rechtbank stelt voorop dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in Wajongzaken, strenge criteria hanteert voor de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. [1]
De verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiser kunnen ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser op de datum in geding aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiser. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiser zich door die behandeling kan ontwikkelen.
Voldoet de medische beoordeling aan het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel?
7. Eiser voert aan dat er geen deugdelijk medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte geen fysiek onderzoek verricht. Daarom is het bestreden besluit volgens hem in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
8. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat uit de rapportage van 9 november 2021 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier heeft bestudeerd en op 11 november 2021 een digitale hoorzitting via MS Teams met eiser heeft gehouden. Als reden dat geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden, geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat daartoe is besloten gelet op de recente opname van eiser en zijn bedlegerigheid op dat moment. Verder geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de kracht van de handen van eiser niet te testen was, maar dat zij heeft aangenomen dat dit beperkt is. De rechtbank oordeelt daarom dat de omstandigheid dat eiser in de bezwaarfase niet fysiek is onderzocht, niet ertoe leidt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Daarbij is eiser door de primaire verzekeringsarts op 9 juni 2021 op een spreekuur gezien. Daarnaast is informatie uit de behandelend sector (huisarts, revalidatiearts en fysiotherapeut) bij de beoordeling betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapportage eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het Uwv zich bij het bestreden besluit mocht baseren op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
9. Eiser voert aan dat hij de spierziekte HMSN type 2, astma en een functiestoornis in de functies van het ademhalingsstelsel heeft. Door een aantal ingrepen zijn de beperkingen alleen maar erger geworden. Eiser is daarom, in tegenstelling tot wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert, niet ten minste vier uur per dag belastbaar en hij kan niet ten minste één uur aaneengesloten werken. Ten onrechte concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat geen sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verklaring van zijn fysiotherapeute van 24 januari 2022 ingebracht. Volgens eiser zijn de verklaringen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep tegenstrijdig, omdat enerzijds wordt aangegeven dat in de toekomst sprake zal zijn van arbeidsvermogen en anderzijds dat de beperkingen bij eiser zullen toenemen.
10. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De beroepsgrond slaagt daarom niet. De rechtbank legt dit als volgt uit.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 9 november 2021 toegelicht dat een deel van de aangenomen beperkingen blijvend zal zijn en een deel van de huidige beperkingen mogelijk in de toekomst kan toenemen. Eiser zal een multidisciplinair revalidatietraject gaan volgen, maar de verwachting is niet dat hij terug kan komen op het niveau van voor de coronacrisis. Er zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter op dit moment geen medische gronden waaruit geconcludeerd kan worden dat de afwezigheid van arbeidsvermogen ook duurzaam is. Daarbij sluit zij zich aan bij de conclusies van de primaire verzekeringsarts.
11. In aanvulling hierop geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 22 februari 2022 aan dat de beperkingen als gevolg van de spierziekte HMSN type 2 blijvend zijn en op termijn zullen toenemen. Een deel van de huidige problematiek komt door de fractuur van de enkel en de operatie die eiser daarvoor heeft ondergaan, met als gevolg de infectie. Deze omstandigheden en gelet op de beperkte revalidatiemogelijkheden door de coronamaatregelen maken volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat momenteel niet duidelijk is in hoeverre eiser hiervan zal herstellen en dus is het niet uitgesloten dat zijn functioneren nog zal verbeteren. Eiser heeft momenteel om medische redenen geen arbeidsvermogen, vanwege de bijkomende problemen waardoor hij afhankelijk is bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en deels bedlegerig is. Dat betekent
volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter niet dat er geen mogelijkheden meer zijn voor revalidatie. Met revalidatie zouden de zelfredzaamheid en het functioneren van eiser kunnen verbeteren, daarom is verbetering van het functioneren niet uitgesloten.
De rechtbank ziet geen aanleiding deze uitleg voor onjuist te houden. Ook ziet de rechtbank hierin geen tegenstrijdigheden. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat het
het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbreekt.
12. De rechtbank oordeelt dat de door eiser ingebrachte verklaring van de fysiotherapeute geen twijfel zwaait aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Nog daargelaten of deze verklaring betrekking heeft op de datum in geding, het Uwv betwist dit namelijk, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat dit wezenlijke nieuwe informatie betreft over de vraag of eiser al dan niet arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het Uwv behoefde deze informatie daarom ook niet voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?
13. Eiser is het niet eens dat de primaire arbeidsdeskundige, P. Heling, in de rapportage van 28 juli 2021 aangeeft dat in de toekomst sprake zal zijn van arbeidsvermogen, terwijl Heling in dezelfde rapportage ook aangeeft dat het qua duurzaamheid onduidelijk is hoe het verder gaat met zijn belastbaarheid. Dit is volgens eiser tegenstrijdig. Eiser vindt dat hij ongeschikt is voor de functie van baliemedewerker. Een deugdelijke motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep waarom hij dit wel kan ontbreekt volgens eiser.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep sluit zich in de rapportage van 10 november 2021 aan bij het oordeel van de primaire arbeidsdeskundige dat eiser in de toekomst een taak kan uitvoeren en kan beschikken over werknemersvaardigheden.
15. In de aanvullende rapportage van 8 maart 2022 geeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan waarom de voorbeeldtaak ‘bemannen balie’ geschikt is voor eiser. Deze taak kan namelijk zittend in een rolstoel worden verricht en bij de uitoefening ervan hoeven geen handelingen te worden verricht waarop eiser beperkt is geacht. Veranderingen van houdingen zijn namelijk niet nodig. Ook hoeft er niet te worden gelopen of gestaan. Daarnaast is optillen op dragen van zwaardere voorwerpen bij deze taak niet aan de orde. Verder is er geen fijne motoriek vereist en worden er niet intensief of langdurig repetitieve handelingen verricht. Ten slotte is er geen sprake van intensief of langdurig gebruik van toetsenbord en muis, maar wordt er steeds kortdurend gebruik gemaakt van de computer bij het opzoeken van een telefoonnummer.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd waarom eiser een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

16. Het Uwv heeft in het bestreden besluit terecht geoordeeld dat eiser niet aan de criteria voor een Wajong-uitkering voldoet. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 juni 2022.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.